e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schortvol scholkvol: ene sjolk vol (Doenrade), schoot: sjoewt (Doenrade), sjoeèt (Doenrade) de hoeveelheid die men in één keer in zijn schort kan vervoeren [schoot, schortvol, slip] [N 91 (1982)] III-4-4
schot schot: sjeuet (Doenrade) schot [SGV (1914)] III-3-1
schouder schouder: sjouwer (Doenrade) schouder [SGV (1914)] III-1-1
schouder (41) schouwer: sjouwer (Doenrade) schouder III-3-2
schouderblad schouderblad: sjouwerblaat (Doenrade) Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft). [N 84 (1981)] III-1-1
schoudermantel met capuchon cape (eng.) met capuchon (fr.): keep mit capuchon (Doenrade) schoudermantel met capuchon [N 59 (1973)] III-1-3
schoudernaad schoudernaad: šǫwǝrnǭt (Doenrade) Naad van een kledingstuk die op de schouder valt, van de kraag tot de mouw van een jas, een japon enz. [N 59, 98] II-7
schoudervulling schouderwatten: šǫwǝrwatǝ (Doenrade), vulling: vøleŋ (Doenrade) Opvulsel op de schouders van een kledingstuk, om de schouderlijn te accentueren en figuurfouten te corrigeren en om een mooie valling van de mouwen te verkrijgen. Ze bestaat veelal uit watjes, 2 of 3 voor een normale schouder tot 4 √† 5 voor een hoge (Papenhuyzen III, pag. 26). [N 59, 99; N 62, 62] II-7
schraag schraag: šrāx (Doenrade) Houten draagstelling die wordt gebruikt om een lang werkstuk te ondersteunen. Zie ook afb. 116. [N 53, 225; S 32; monogr.] II-12
schraapstaal schraapstaal: šrapštǭl (Doenrade) Klein, stalen blad, drie- of vierhoekig van vorm en met scherpe kanten, dat dient om hout glad te maken. Het schraapstaal wordt door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper werkt er bijvoorbeeld de buitenkant van het vat glad mee af. Zie ook het lemma ɛde buitenwand gladschavenɛ in de paragraaf over de vaktaal van de kuiper.' [N E, 45a; N G, 12; N 53, 151a; A 32, 3b; monogr.] II-12