22145 |
binnendeksel van een duivenmand |
binnendeksel:
Opm. v.d. invuller: de woorden "binne"en "deksel"worden verschillend uitgesproken.
binne deksel (Q027p Doenrade)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: binnendeksel? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21820 |
binnensmonds praten |
murmelen:
murmelə (Q027p Doenrade)
|
binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18225 |
binnenstebuiten |
binnenstebuiten:
bènnèsjte boete (Q027p Doenrade)
|
binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
28837 |
binnenvoering |
lijnen:
linǝ (Q027p Doenrade),
stoom:
štōm (Q027p Doenrade)
|
Voeringstof die steun en vormvastheid geeft aan bepaalde plaatsen en onderdelen van een kledingstuk. Er zijn verschillende soorten binnenvoering. Zo is stoom een gaas dat sterk gepapt is, in katoen of rayon (Meima I, pag. 209). Dit dient voor tussenvoering in vesten en de onderkant van mouwen. [N 59, 36; N 59, 39; N 59, 133]
II-7
|
18529 |
binnenzak |
binnentas:
bénnetesj (Q027p Doenrade)
|
een binnenzak met ruimte tussen de zak en het pand (monikazak?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
22689 |
bioscoop |
cinema:
cinema (Q027p Doenrade)
|
Het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19352 |
bits |
kattig:
kattig (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade),
scherp:
sjèrp (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)] || vinnig, onvriendelijk in manier van spreken [bits, scherp, bars, mondig] [N 87 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
18113 |
blaar |
blaar:
blaor (Q027p Doenrade)
|
Blaar: blaasachtige opzetting van de huid (blaar, blein). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23574 |
blaasbalg van het orgel |
blaasbalg:
blaosbalk (Q027p Doenrade)
|
De blaasbalg van het orgel. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18096 |
blaasontsteking |
blaasontsteking:
blaosontsjtèking (Q027p Doenrade)
|
Blaasontsteking: ontsteking van de urineblaas (koupis, droppelpis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|