e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snavel bek: bek (Doenrade), snavel: sjnavel (Doenrade, ... ), snaveltje: snavelke (Doenrade) snavel: de hoornachtige bek van een vogel (snavel, bek) [N 83 (1981)] III-4-1
snee brood snede: sjneej (Doenrade), sjnei-j (Doenrade), snee: sjnee (Doenrade) snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)] III-2-3
sneeuwbal sneeuwbal: mit sjneebel werpe (Doenrade), sjneebal (Doenrade) Een bal van samengepakte sneeuw [sneeuwbal, jupke]. [N 88 (1982)] || Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)] III-3-2
sneeuwbes klatsballetje: klatsj belke (Doenrade), sneeuwbes: sjnieé bés (Doenrade) De heester met kleine rozerode bloempjes en op radijsjes gelijkende witte vruchten, ook bekend onder de naam radijsboom (sneeuwbes). [N 82 (1981)] || De vruchtjes van deze struik (appeltje, witappeltje, klasballeke, baffel, kraakbes, ei, knetserke, klokkebei). [N 82 (1981)] III-4-3
sneeuwen sneeuwen: sjnije (Doenrade), snieje (Doenrade) sneeuwen [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
sneeuwklokje sneeuwklokje: WLD  sjneëklökskə (Doenrade) Sneeuwklokje (galanthus nivalis). Bolplantje. De bloem staat alleen op een stengel die boven de beide bladeren uitsteekt. De buitenste bloemdekblaadjes zijn eivormig; de binnenste hartvormig met een diepe bocht, aan de buitenzijde met een halve maanvormig [N 92 (1982)] III-4-3
sneeuwx sneeuw: sjnee (Doenrade), sjniee (Doenrade) sneeuw [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
snel, vlug gauw: gauw (Doenrade), vlot: flot (Doenrade) snel, vlug [greppig, vinkig, vinnig] [N 91 (1982)] III-4-4
sneuvelen blijven: he is gebléve (Doenrade), sneuvelen: sjneuvele (Doenrade), sjneuvelə (Doenrade) in de oorlog omkomen [sneven, sneuvelen] [N 90 (1982)] III-3-1
snijbonen snijbonen: sjnie boéan (Doenrade) Een soort van snijboon of van peul waarvan de dop een kromme vorm heeft (krombek, mussebek). [N 82 (1981)] I-7