18027 |
snotteren |
snotteren:
sjnòtterə (Q027p Doenrade)
|
Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20567 |
snuifje |
snuifje:
sjnuufke (Q027p Doenrade),
sjnūūfkə (Q027p Doenrade)
|
snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21858 |
snuisterij |
prulletje:
prölkə (Q027p Doenrade)
|
een klein sieraad, een aardig prulletje van geringe waarde [snuisterij, snuiselderij] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17590 |
snuit |
snoet:
sjnoet (Q027p Doenrade),
sjnōēt (Q027p Doenrade),
WLD
snōēt (Q027p Doenrade),
snoets:
sjnoets (Q027p Doenrade),
snuit:
sjnoet (Q027p Doenrade),
ideosyncr.
snuit (Q027p Doenrade),
snuits:
sjnoets (Q027p Doenrade)
|
Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] || Snuit [SGV (1914)]
III-1-1, III-4-2
|
18971 |
sober |
sober:
sôober (Q027p Doenrade)
|
afkerig van overdaad of overmaat [sefiel, sober] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20664 |
soep |
sop:
sop (Q027p Doenrade)
|
soep [SGV (1914)]
III-2-3
|
20512 |
soepvlees |
soepenvlees:
soppevlèsj (Q027p Doenrade),
sòppevleesj (Q027p Doenrade),
soepvlees:
sòpvleesj (Q027p Doenrade)
|
soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
soldaotə (Q027p Doenrade)
|
algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23488 |
soldatenkerkhof |
militair kerkhof:
milletarrekirkef (Q027p Doenrade)
|
Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31504 |
solderen |
loden:
lȳǝ (Q027p Doenrade),
solderen:
sǫldērǝ (Q027p Doenrade)
|
Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.]
II-11
|