19559 |
stolp |
stolp:
sjtölp (Q027p Doenrade)
|
stolp [SGV (1914)]
III-2-1
|
23446 |
stolp over een heiligenbeeld |
stolp:
sjtulp (Q027p Doenrade)
|
Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18843 |
stomverbaasd |
paf:
paf (Q027p Doenrade),
verstomd:
versjtomt (Q027p Doenrade)
|
verstomd [SGV (1914)] || zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19820 |
stoof, voetenwarmer |
stoof:
sjtoof (Q027p Doenrade)
|
stoof [SGV (1914)]
III-2-1
|
28911 |
stoomstrijkijzer |
stoomijzer:
štōmīzǝr (Q027p Doenrade)
|
Strijkijzer met water erin dat tijdens het strijken verdampt tot stoom die uit openingen in de zoolplaat komt, om het strijkgoed te bevochtigen. [N 59, 21d; N 59, 20]
II-7
|
28843 |
stootband |
stootband:
štūtbanjtj (Q027p Doenrade)
|
Band die dient tot versterking van bijvoorbeeld de onderzoom van een rok of onderkant van een broekspijp. [N 62, 58b; N 62, 58d; MW]
II-7
|
19698 |
stop voor fles of kruik |
stop:
sjtop (Q027p Doenrade)
|
stop [SGV (1914)]
III-2-1
|
28881 |
stopnaald |
stopnaalde:
štopnǭj (Q027p Doenrade)
|
Grote naald om kousen en andere zaken mee te stoppen. Stopnaalden zijn langer dan naainaalden en hebben grotere ogen. Er zijn er in verschillende diktes. [N 62, 49c; Gi 1.IV, 53; monogr.]
II-7
|
32698 |
stoppelland ploegen |
belken:
[belken] (Q027p Doenrade)
|
Na de oogst van een graangewas werkt men het stoppelland oppervlakkig om in voren van 5 ä 10 cm diep. De wortels van de graanplanten worden daarbij losgeploegd en een weinig omgekeerd, zodat ze kunnen uitdrogen, om daarna te worden afgeëgd. Vroeger bewerkte men een stoppelakker met een enkele (eenscharige) ploeg met een "wijd" gezet riester, maar zonder voorschaar en kouter. Later verrichtte men dit werk met een meerscharige ploeg, met de cultivator of met de schijveneg. Van de opgesomde termen zijn er sommige toepasselijk op ondiep ploegen in het algemeen of op een bepaalde methode van ondiep ploegen. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men de lemmata ploegen, ondiep, ondiep ploegen en braakland bewerken. [N 11, 43; N 11A, 109b; JG 1c + 2c; JG 1b add.; A 27, 24b, add.; Lu 5, 24b add.; monogr.]
I-1
|
25173 |
stormx |
storm:
sjtoorm (Q027p Doenrade),
sjtòrm (Q027p Doenrade),
sjtôrm (Q027p Doenrade)
|
storm, zeer hevige, zekere tijd aanhoudende wind [tempeest] [N 81 (1980)]
III-4-4
|