e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
suikeroom suikernonk: søͅkərnuŋk (Doenrade) erfoom (suikeroom) [DC 05 (1937)] III-2-2
suikertante suikertant: søͅkərtant (Doenrade) erftante (suikertante) [DC 05 (1937)] III-2-2
suisse suisse (fr.): suisse (Doenrade) De ordebewaarder in de kerk, de suisse [kerkgendarme, kèrksjanderm, tseijes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
sukkelen sukkelen: sukkelə (Doenrade) Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)] III-1-2
suçon, suçonnaad suçon: sȳzon (Doenrade) Insnijding of inneming om lijn in een stuk te krijgen. Puntnaad in het algemeen. [N 59, 94a; monogr.] II-7
taaien breken: breeke (Doenrade) IJs stuk maken door er steeds overheen te lopen [taaien]. [N 88 (1982)] III-3-2
taal taal: taal (Doenrade) taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)] III-3-1
taart taart: taart (Doenrade) taart [SGV (1914)] III-2-3
tabak toebak: toebak (Doenrade) tabak [SGV (1914)] III-2-3
tabaksnerven tabaksstelen: tabaksjtele (Doenrade), tabaksstengels: toebaksstêngele (Doenrade) tabaksnerven? [N 93 (1983)] III-3-2