20477 |
ter begrafenis gaan |
gaan begraven:
gao begravə (Q027p Doenrade),
ter lijk gaan:
ter liek gao (Q027p Doenrade)
|
een begrafenis gaan bijwonen [begaan, te lijk gaan, ter bier gaan, gaan kezen, op de korte snee gaan] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
29038 |
teruglopen |
krimpen:
krømpǝ (Q027p Doenrade)
|
Het teruglopen van de bij het dresseren ingeperste ruimte. [N 59, 81c]
II-7
|
18127 |
tetanus |
klem:
klem (Q027p Doenrade)
|
Tetanus: ziekte waarbij een verstijving van de spieren optreedt, die begint bij de kauwspieren en zich dan uitspreidt over de rompspieren (klem). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19347 |
tevreden; tevredenheid |
plezier:
pluzeer (Q027p Doenrade),
tevreden:
tevreijə (Q027p Doenrade)
|
tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19781 |
thuis |
bij ons:
bè os (Q027p Doenrade),
heem:
heim (Q027p Doenrade)
|
thuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
21379 |
tiend |
tiende:
tieendj (Q027p Doenrade)
|
tiend [SGV (1914)]
III-3-1
|
23726 |
tientje van de rozenkrans |
tientje:
tientje (Q027p Doenrade)
|
Een tientje van de Rozenkrans [n jezets?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23693 |
tijdelijke aflaat |
tijdelijke aflaat:
tiedelijke aaflaot (Q027p Doenrade)
|
Een tijdelijke aflaat. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22230 |
tijdverdrijf |
tijdpassering:
tiedpasseiring (Q027p Doenrade)
|
tijdkorting [SGV (1914)]
III-3-2
|
22855 |
tijger |
tijger:
tieger (Q027p Doenrade)
|
tijger [SGV (1914)]
III-3-2
|