e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tornen losmaken: losmākǝ (Doenrade), lossnijden: losšni-jǝ (Doenrade), uithalen: ūthǭlǝ (Doenrade) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
traag langzaam: lansem (Doenrade), lui: luij (Doenrade), traag: traog (Doenrade), vuil: vōēl (Doenrade) niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)] || traag [SGV (1914)] III-1-4
traag praten zeveren: zeverə (Doenrade) traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)] III-3-1
trage vrouw trut: trut (Doenrade) een domme trage vrouw [sarut, sara] [N 85 (1981)] III-1-4
trakteren trakteren (<lat.): trakteire (Doenrade) trakteeren [SGV (1914)] III-3-1
tranende ogen lopende ogen: loupend oug (Doenrade) leepogig [SGV (1914)] III-1-1
trant gang: gank (Doenrade) gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)] III-1-2
trap trap: ene sjmale trap (Doenrade) trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
trapnaaimachine trapmachine: trapmǝšin (Doenrade) Naaimachine die men door trapbewegingen van de voet in beweging zet. [N 59, 17b] II-7
trappelen trappelen: trappelə (Doenrade) Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)] III-1-2