33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensstal:
vɛrkǝs[stal] (Q027p Doenrade)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trǭx (Q027p Doenrade)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
20646 |
varkensvet |
smout:
sjmaut (Q027p Doenrade),
vet:
vèt (Q027p Doenrade)
|
reuzel [SGV (1914)] || smout [SGV (1914)]
III-2-3
|
33396 |
varkenswei |
varkenswei:
vɛrkǝs˱węi̯ (Q027p Doenrade)
|
De met een houten schutting of prikkeldraad omheinde ruimte in de open lucht waar de varkens lopen. Vaak wordt de boomgaard als varkenswei gebruikt. [N 5A, 61a; N 76, 41a; A 10, 9e]
I-6
|
20594 |
vast |
hel gebakken:
hèl gebàkkə (Q027p Doenrade),
te veel van de oven gehad hebben:
⁄t broad hèt te veul van den oave gat (Q027p Doenrade)
|
doorbakken; Hoe noemt U: Zwaar gebakken, gezegd van brood (derf, klut, klei, knoef, kluit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34366 |
vast varkensvoer |
voer:
vōr (Q027p Doenrade)
|
[N 76, 39; monogr.]
I-12
|
18427 |
vaste boord |
boord:
Onz.
boord (Q027p Doenrade)
|
Hoe noemt U: de boord [N 62 (1973)]
III-1-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
krenten:
krɛntǝ (Q027p Doenrade),
stront:
štronjtj (Q027p Doenrade)
|
[N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c]
I-12
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krøp (Q027p Doenrade)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
22648 |
vastenavond |
vastenavond:
vastenoavend (Q027p Doenrade)
|
Vastenavond [SGV (1914)]
III-3-2
|