19251 |
vergeetachtig |
kop wie een zijschotel:
kop wie een ziesjoetel (Q027p Doenrade),
vergeetachtig:
vergèètechtig (Q027p Doenrade)
|
een vergeetachtig persoon, iemand die telkens dingen vergeet [vergeetmuts, lapschaai] [N 85 (1981)] || zwak van geheugen, niet goed kunnende onthouden [vergetelijk, vergeetachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18054 |
vergiftigen |
vergiftigen:
vergiftigə (Q027p Doenrade)
|
Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21389 |
vergoeden |
vergoeden:
verguije (Q027p Doenrade)
|
vergoeden [SGV (1914)]
III-3-1
|
21412 |
verhaal |
vertelseltje:
vertelselke (Q027p Doenrade)
|
verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
31130 |
verhalfzolen |
halflappen:
hǭflapǝ (Q027p Doenrade)
|
De schoenen van nieuwe halfzolen voorzien. [N 60, 232a]
II-10
|
21152 |
verharde weg |
helle weg:
helle wièg (Q027p Doenrade)
|
een verharde weg (klinkerd, kunstweg, kalsij, kalseide) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
opwèrme (Q027p Doenrade),
warmen:
werme (Q027p Doenrade),
wèrmə (Q027p Doenrade)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21726 |
verhoren |
verhoren:
verhuurə (Q027p Doenrade)
|
iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34657 |
vering |
vering:
vēreŋ (Q027p Doenrade)
|
Vering van het rijtuig. Onder A. bevinden zich de algemene benamingen voor de vering, onder B, C en D de specifieke soorten. De enkele veer (B) bestaat uit een hoofdblad , waarop door middel van een in het midden aangebrachte veerbout twee of meer, telkens kortere steunbladen zijn vastgeklemd. De dubbele veer (C), die meer gebruikt wordt, daarentegen bestaat uit twee hoofdbladen. De spiraalveer tenslotte (D) is een spiraalvormig opgewonden draad van staal of een ander veerkrachtig materiaal. [N 101, 16, monogr]
I-13
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjaordaag (Q027p Doenrade),
verjieerdaag (Q027p Doenrade)
|
verjaardag [SGV (1914)] || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|