e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verschuldigd zijn schuldig zijn: sjöljig (Doenrade) verplicht te betalen [schuldig (zijn), plichtig zijn, gelden] [N 89 (1982)] III-3-1
versieren (met bloemen) versieren: verseere (Doenrade) Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)] III-3-2
versiersel versiering: verseering (Doenrade) voorwerpen die tot versiering dienen [sier, smeer, smuk, opsmuk, opschik, tooi] [N 86 (1981)] III-1-3
versleten versleten: versjleetə (Doenrade) door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)] III-1-3
verstand verstand: versjtanjt (Doenrade) het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)] III-1-4
verstandig verstandig: versjtenjig (Doenrade), versjtänjich (Doenrade) een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)] || verstandig [SGV (1914)] III-1-4
verstellen stukkeren: štø̜kǝrǝ (Doenrade), uitstukkeren: ūtštø̜kǝrǝ (Doenrade) Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW] II-7
verstoppertje spelen koekepiep spelen: koekepiep [spelen} (Doenrade), piepekoek spelen: piepekoek spelen (Doenrade), versteken: versjteeke (Doenrade) Het spel waarbij alle personen zich verstoppen, behalve één die alle anderen moet zoeken; bij het doel (bijv. een boom) kunnen de verstopten zich afmelden (op dit spel bestaan vele varianten, misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld [N 88 (1982)] || schuilevinkje spelen [SGV (1914)] III-3-2
verstuiken verrekken: verrŭkke (Doenrade), verstuiken: verrukt (Doenrade), versjtøke (Doenrade), verstøkt (Doenrade) verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)] III-1-2
verteerde mest korte mest: kǫrtǝ [mest] (Doenrade), vervuurde mest: vǝrvȳrdǝ męs (Doenrade), zamigheid: zō ̞mǝxhēt (Doenrade) De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.] I-1