20574 |
vieruursboterham |
koffie, de -:
koffie (Q027p Doenrade),
16 uur
koffie (Q027p Doenrade),
koffiedrinken, het -:
kòffə drinkə (Q027p Doenrade),
16 uur
kòffə drinkə (Q027p Doenrade)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
23739 |
vijf wonden van christus |
vijf wonden:
vief wonje (Q027p Doenrade)
|
De vijf wonden, de kruiswonden van Christus [de vunnef wónde?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20894 |
vijg |
vijg:
vieg (Q027p Doenrade),
WLD
vīēg (Q027p Doenrade)
|
De eetbare, zoete, vlezige vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
25354 |
vijl |
vijl:
vīl (Q027p Doenrade)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-12
|
24961 |
vijver |
poel:
pool (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade),
vijver:
viever (Q027p Doenrade),
vievər (Q027p Doenrade),
wijer:
wieər (Q027p Doenrade),
wijǝr (Q027p Doenrade),
(n grotere poel).
wiéer (Q027p Doenrade)
|
klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] || Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8, III-4-4
|
30793 |
vilder |
schinder:
šendǝr (Q027p Doenrade),
vilder:
veldǝr (Q027p Doenrade)
|
Iemand die het villen van dood vee en paarden als beroep uitoefent. [S 40; monogr.]
II-10
|
30794 |
villen |
villen:
velǝ (Q027p Doenrade)
|
Vee de huid afstropen, van het vel ontdoen. [monogr.]
II-10
|
24386 |
vin |
vin:
vin (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade),
vinne (Q027p Doenrade)
|
Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)] || vin [SGV (1914)] || vinnen [SGV (1914)]
III-4-2
|
17825 |
vinden |
vinden:
vingen (Q027p Doenrade),
vinje (Q027p Doenrade)
|
vinden [SGV (1914)]
III-1-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
vinger (Q027p Doenrade),
vingere (Q027p Doenrade)
|
vinger [DC 01 (1931)] || vingers [SGV (1914)]
III-1-1
|