22375 |
vlieger |
draak:
draak (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade)
|
Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)] || vlieger (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|
21192 |
vliegtuig |
vliegmachine:
vleegmesjien (Q027p Doenrade)
|
het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21193 |
vliegveld |
vliegveld:
vleegveltj (Q027p Doenrade)
|
het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24499 |
vlier |
heuldersteulder:
-
heuldersteulder (Q027p Doenrade)
|
vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24392 |
vlinder |
pepel:
pepel (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade),
pieepel (Q027p Doenrade)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vlooe (Q027p Doenrade)
|
vloo [SGV (1914)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vleuen:
vleu-e (Q027p Doenrade)
|
vlooien [SGV (1914)]
III-4-2
|
24964 |
vloed, hoogtij |
hoogwater:
hóógwáátər (Q027p Doenrade),
vloed:
vloed (Q027p Doenrade)
|
vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34365 |
vloeibaar varkensvoer |
zoop:
zø̄p (Q027p Doenrade)
|
[N 76, 38; N 76, 39; monogr.]
I-12
|
34341 |
vloeibare ontlasting |
zeik:
zēk (Q027p Doenrade)
|
[N 76, 36; A 9, 24d]
I-12
|