e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vloek vloek: vlook (Doenrade) een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] III-3-1
vloeken vloeken: vlookə (Doenrade), vlouke (Doenrade) godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [SGV (1914)] III-3-1
vloer vloer: flōǝr (Doenrade) Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.] II-9
vlooien vlooien: vlue (Doenrade), vluwè (Doenrade) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: vedermijten: vlooien [N 93 (1983)] III-3-2
vod lommel: loemmel (Doenrade), lommel (Doenrade), lommele (Doenrade), vod: fŏd (Doenrade), vŏdde (Doenrade) versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)] || vod [SGV (1914)] || vodden [SGV (1914)] III-1-3
voddenkoopman lommelenkramer: lommelekreemer (Doenrade), voddenkramer: vŏddekreemer (Doenrade) voddenkoopman [SGV (1914)] III-3-1
voederbak bewaarbak: bewaarbak (Doenrade), voederkist: voarkist (Doenrade) Hoe heet verder in Uw dialect: de graanbak (waar de verschillend mengsels in worden bewaard)? [N 93 (1983)] III-3-2
voederbeurt voederen, het -: voore (Doenrade) Hoe heet verder in Uw dialect: een voederbeurt? [N 93 (1983)] III-3-2
voederbieten kroten: krōtǝ (Doenrade) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.] I-5
voederen voederen: de doeve voore (Doenrade), Opm. v.d. invuller: dit zegt men wanneer men gaat voederen.  men "geat voare (Doenrade) Hoe heet verder in Uw dialect: de duiven een voederbeurt geven? [N 93 (1983)] III-3-2