24271 |
volop veren krijgen |
vluggen:
flökkə (Q027p Doenrade)
|
volop veren krijgen (vluggen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
biǝr (Q027p Doenrade),
bēr (Q027p Doenrade)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
20313 |
volwassen, volgroeid |
volwassen:
volwassə (Q027p Doenrade)
|
volwassen; volgroeid, de volle wasdom bereikt hebbend [volwassen, volslagen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20174 |
voogd |
voogd:
voog (Q027p Doenrade),
vougt (Q027p Doenrade),
voormonder:
veurmunjer (Q027p Doenrade)
|
iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)] || voogd [SGV (1914)]
III-2-2
|
18963 |
voor de gek houden |
kullen:
kullə (Q027p Doenrade),
verneuken:
verneukə (Q027p Doenrade)
|
op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden [foppen, kullen, vernachelen, verpieren, bekeukelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23724 |
voorbidden |
voorbeden:
vuurbae (Q027p Doenrade)
|
Voorbidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
29032 |
voorkrimpen |
voorkrimpen:
vȳrkrømpǝ (Q027p Doenrade)
|
Het natmaken en weer droogpersen van de stof om te voorkomen dat deze later zal krimpen. [N 59, 81a]
II-7
|
31833 |
voorloper |
lange schaaf:
laŋ šāf (Q027p Doenrade),
voorloper:
vø̄rlø̜jpǝr (Q027p Doenrade)
|
Zware, 45 tot 60 cm lange schaaf met of zonder keerbeitel en met een handvat, die wordt gebruikt om grote stukken hout ruw te bewerken. Zie ook afb. 35. In Herten (L 330) werd als voorloper een reischaaf gebruikt waarin geen keerbeitel was bevestigd. [N 53, 60; N G, 34a-b; monogr.]
II-12
|
18889 |
voornemen |
voornemen:
vuurnummə (Q027p Doenrade)
|
wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19007 |
voornemens zijn |
voornemens zijn:
vuurnummes (Q027p Doenrade)
|
van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|