22412 |
wielerwedstrijd |
wegrennen:
weegrenne (Q027p Doenrade)
|
Snelheidswedstrijd voor wielrenners op de weg [koers, klassieker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32216 |
wielstoel |
speekbank:
špęjk˱baŋk (Q027p Doenrade)
|
Een blok, bank of driepoot, voorzien van een pin, waarop de gespaakte naaf van een velg wordt voorzien. Het geheel ligt daarbij horizontaal op de wielstoel. De velg van een karrenwiel bestaat uit een aantal segmenten. Die worden eerst op de spaken gelegd om te passen. Vervolgens worden de spaken op lengte afgezaagd. Dan worden met behulp van hamer en beitel of een speciaal werktuig, de pennendraaier, aan het uiteinde van de spaken pennen gestoken of gedraaid. Tot slot worden de velgsegmenten definitief aan elkaar en aan de spaken vastgemaakt. Zie ook de lemmata ɛvelgɛ en ɛvergaringenɛ in wld I.13, pag. 16-18.' [N G, 9]
II-12
|
23554 |
wierook |
wierook:
wierook (Q027p Doenrade)
|
Wierook [wierek, wierooch?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23556 |
wierookkorrels |
wierook:
wierook (Q027p Doenrade)
|
Wierookkorrels. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23555 |
wierookvat |
wierooksvat:
wierooksvaat (Q027p Doenrade)
|
Het wierookvat [wiereksvat, wieresvaas?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
cape (eng.):
keep (Q027p Doenrade)
|
een wijde regenmantel zonder mouwen [N 59 (1973)]
III-1-3
|
23295 |
wijden |
wijden:
wieje (Q027p Doenrade)
|
wijden [SGV (1914)]
III-3-3
|
28930 |
wijdte |
wijdte:
wītǝ (Q027p Doenrade)
|
De benaming voor een omtrekmaat, in het bijzonder als tweede lid van een samenstelling in bijv. bovenwijdte, taillewijdte en heupwijdte. [N 59, 44a; N 62, 2b]
II-7
|
20852 |
wijn |
wijn:
wien (Q027p Doenrade)
|
wijn [SGV (1914)]
III-2-3
|
20825 |
wijnazijn |
wijn-essig:
wienessig (Q027p Doenrade)
|
wijnazijn [SGV (1914)]
III-2-3
|