18186 |
zakdoek |
snuifsplag:
sjnoesplak (Q027p Doenrade),
zakdoek:
zakdook (Q027p Doenrade)
|
neusdoek [SGV (1914)]
III-1-3
|
18234 |
zakhorloge |
uur:
ōēr (Q027p Doenrade)
|
uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [knol, raap] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18565 |
zakintast |
insteek:
insjtéék (Q027p Doenrade)
|
de zakintast (insteek, inkeker, intast?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18527 |
zakje net boven de buitenzak |
biljettentasje:
biljettesjke (Q027p Doenrade)
|
een zakje net boven de buitenzak (smokkelzakje, spoorzakje etc.) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
28839 |
zakkenvoering |
keper:
kē̜pǝr (Q027p Doenrade)
|
Voering van de zakken. In de regel een dicht geweven, soepele stof van katoen of een mengsel van katoen en synthetische garens. Ook gebruikt men katoenen voering in keperbinding. [N 59, 120; Gi 1.IV, 27]
II-7
|
23226 |
zalig |
zalig:
zelig (Q027p Doenrade)
|
zalig [SGV (1914)]
III-3-3
|
22195 |
zand |
zand:
Opm. v.d. invuller: (= zand werd vooraf gemengd, al zeer lang niet meer gezien.
zanjd (Q027p Doenrade)
|
andere? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33678 |
zand, zandgrond |
zand:
zanjtj (Q027p Doenrade)
|
Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.]
I-8
|
24967 |
zandbank |
zandbank:
zandjbank (Q027p Doenrade)
|
zandbank, hoger gelegen deel van zand in een rivier of meer [bank, zandskel, zandbplaat, visplaat] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24924 |
zandkorrel, korreltje zand |
korentje:
kéurkè (Q027p Doenrade),
zandkorrel:
zantjkòrrel (Q027p Doenrade)
|
zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)]
III-4-4
|