24984 |
damp, stoom |
damp:
damp (Q027p Doenrade),
stoom:
sjtoum (Q027p Doenrade)
|
stoom [SGV (1914)]
III-4-4
|
19633 |
dampen |
dampen:
dampe (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade),
paven:
paavə (Q027p Doenrade),
pááve (Q027p Doenrade)
|
paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)] || Wat zegt u in uw dialect tegen \"dampen\"? (dampen, dompen, doempen) [N 104 (2000)]
III-2-1, III-2-3
|
28402 |
dar |
dreen:
drę̄n (Q027p Doenrade)
|
Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.]
II-6
|
17702 |
darm |
darm:
dèrm (Q027p Doenrade)
|
darm [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
22042 |
darmsalmonellose |
aan de schijt:
Opm. v.d. invuller: dit wordt, bij gebrek aan beter weten, ook vaak gezegd.
aen de sjiet zin (Q027p Doenrade),
dun afgaan:
Opm. v.d. invuller: u bedoelt denk ik "paratyfus". Geen ander woord bekend. Dit wordt, bij gebrek aan beter weten, ook vaak gezegd.
dun aafgoan (Q027p Doenrade),
het mager:
’t mager höbbe (Q027p Doenrade),
paratyfus:
Opm. v.d. invuller: u bedoelt denk ik "paratyfus". Geen ander woord bekend.
paratyfus (Q027p Doenrade),
spuiten:
Opm. v.d. invuller: dit wordt, bij gebrek aan beter weten, ook vaak gezegd.
sjpeute (Q027p Doenrade)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: Darmsalmonellose: groenachtige diarree, koorts, dorst en felle vermagering. Vaak grote sterfte. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22051 |
darmwormen |
wormen:
wurm (Q027p Doenrade),
wûrm (Q027p Doenrade)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: inwendige parasieten of darmwormen in het algemeen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18250 |
das, sjaal |
halsdoek:
hausdouk (Q027p Doenrade),
halsplag:
hausplak (Q027p Doenrade),
sjaal:
sjaal (Q027p Doenrade)
|
das (doek) [SGV (1914)]
III-1-3
|
33519 |
dauw op vruchten |
dauw:
dauw (Q027p Doenrade),
WLD
dauw (Q027p Doenrade)
|
Het tijdens de rijping op druiven, pruimen, appelen, etc. ontstane laagje dat de glans verdoft en aan de vruchten een frisse aanblik geeft (dauw, loom, dons, was). [N 82 (1981)]
I-7
|
22128 |
de aankomst van de duif telefonisch melden |
doorbellen:
duerbelle (Q027p Doenrade),
doorgeven:
duergaeve (Q027p Doenrade)
|
het telefonisch melden van de aankomst van de duif [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32570 |
de akker bewerken |
bewerken:
bǝwerǝkǝ (Q027p Doenrade)
|
Al het werk op de akker samen (bemesten, ploegen, eggen, rollen enz.) kan als één geheel gezien worden. Het werk op de akker staat dan in tegenstelling tot het werk op de boerderij. Het woord labeuren blijkt de volgende betekenisnuances te hebben: a. al het werk op de akker tot deze gereed is om bezaaid of beplant te worden, b. al het werk op de akker, het zaaien of planten inbegrepen, c. al het werk op de akker in het algemeen, soms met inbegrip van het oogsten. Vaak heeft het de bijbetekenis van zwaar werk verrichten. Opgaven van labeuren de zin van "het boerenbedrijf uitoefenen" of met "zwaar werk doen" als hoofdbetekenis zijn hier niet opgenomen. [N 5A, 95a add.; N 11A, 132 add.; N 11A, 143; JG 1a + 1b; L 37, 11c; monogr.]
I-1
|