e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

Gevonden: 3950
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eigendom eigendom: eegendom (Doenrade), eigendóm (Doenrade) de omstandigheid dat een zaak iemand toebehoort; het recht iets zijn eigen te noemen [eigendom, maagschap] [N 89 (1982)] || Noem het (dialect)woord voor: datgene wat je bezit, wat van u is? [eigendom] [N 102 (1998)] III-3-1
eigendomsbewijs van de ring eigendomsbewijs: eegendomsbewies (Doenrade), eigendomsbewies (Doenrade) Hoe heet verder in Uw dialect: eigendomsbewijs van de ring? [N 93 (1983)] III-3-2
eik eik: -  eik (Doenrade) eik [DC 04 (1936)] III-4-3
eikel eikel: -  eikele (Doenrade, ... ) eikels zoeken [DC 04 (1936)] III-4-3
eikvaren varen: WLD  varen (Doenrade) Eikvaren (polypodium vulgare). Veren 15 tot 45 cm lang, diep ingesneden, maar met bijna gaafgerande slippen, in twee rijen op een dicht beschubde wortelstok geplaatst, ¯s winters groenblijvend. Sporendoosje in grote, ronde hoopjes op de achterkant der sli [N 92 (1982)] III-4-3
eindvoor in het midden holvoor: hǭl[voor] (Doenrade) De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
eis van de aanklager aanvraag: aanvraog (Doenrade) de eis van de aanklager over de op te leggen straf [ticht] [N 90 (1982)] III-3-1
ekster ester: êster (Doenrade) ekster [SGV (1914)] III-4-1
eksteroog esteroog: èèsteroog (Doenrade), êsteroug (Doenrade) likdoorn, eksteroog [SGV (1914)] || Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)] III-1-2
el, maat van 0,69 m el: el (Doenrade), él (Doenrade) de maat die een lengte aangeeft van 68 cm [el, mut] [N 91 (1982)] III-4-4