e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

Gevonden: 3950
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
feest van sinter-greef halfvasten: haofvaste (Doenrade) Het feest van Sinter-Greef (half vasten) [grevin, greve, miknem]. [N 88 (1982)] III-3-2
feesten vieren: viere (Doenrade) Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
feestpredicatie preek: praek (Doenrade) Een feestpredikatie. [N 96B (1989)] III-3-3
fiets fiets: fits (Doenrade) Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)] III-3-1
fietsen fietsen: fietse (Doenrade), fitse (Doenrade), fitsə (Doenrade) op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)] III-3-1
fijne blokschaaf poetsschaaf: potsšāf (Doenrade) Blokschaaf met dubbele beitel die wordt gebruikt om het hout zeer glad af te schaven. [N 53, 57; monogr.] II-12
fijnnaaister naaierse: nīšǝ (Doenrade) Naaister die fijn naaiwerk verricht. [N 62, 1c] II-7
fijt fijt: fīēt (Doenrade) nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)] III-1-2
filet, haas lendestuk: lénjə sjtək (Doenrade), ossehaas: ossehaas (Doenrade), stuk uit de lende: sjtuk oet de lènje (Doenrade) lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] III-2-3
filiaal filiaal (<fr.): filiaal (Doenrade) de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)] III-3-1