e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P049p plaats=Donk

Overzicht

Gevonden: 903
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lies lies: lis (Donk) Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] I-12
lijfbieden, prolapsus vaginae (de) koning stoten: kønęŋ stutǝ (Donk) Het uitzakken van de bovenrand van de schede, die dan vooral bij liggende dieren buiten de schaamlippen te voorschijn komt als een roze bal, die meestal gauw min of meer ontstoken raakt. Een prolapsus vaginae ontstaat wanneer er een verslapping optreedt in het weefsel dat de vagina vasthoudt in het bekken. [N 3A, 97; N 52, 30a; A 48A, 44a] I-11
limburgse klei deeg: dęx (Donk), plakgrond: plɛkgront (Donk), potaarde: pǫtē̜ǝt (Donk) Vraag N 27, 42 vroeg naar benamingen voor löss of ø̄Limburgse kleiø̄ en vraag N 27, 45 naar die voor de ø̄bruine, taaie, Limburgse klei, vooral langs hellingenø̄. Op grond van de antwoorden zijn deze vragen tot √©√©n lemma versmolten. Van Dale (elfde druk, blz. 1610) definieert löss als volgt: ø̄vruchtbare, weinig plastische leemsoort, licht vuilgeel of roodgeel van kleur, in Nederland ook wel Limburgse klei genoemdø̄. [N 27, 42; N 27, 45; N 27, 33] I-8
linkerachterkwartier achterste deem links: axtǝrstǝ dēm leŋks (Donk) Het kwartier van de uier links achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116b] I-11
linkervoorkwartier voorste deem links: vōrstǝ dēm leŋks (Donk) Het kwartier van de uier links voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116a] I-11
lip lip: løp (Donk) Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b] I-9
lip van een hoefijzer lipje: løpke (Donk) Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.] II-11
loeien van de koe in het algemeen blaken: blā.kǝ (Donk), brallen: bralǝ (Donk) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loeien van de koe van pijn kreunen: krønǝ (Donk), kroezen: kruzǝ (Donk) [N 3A, 5e] I-11
loodzand loodzand: lyǝtzant (Donk) De loodgrijze zandlaag onder de heizode. [N 27, 17] I-8