20692 |
gehakt |
gekapt vlees:
gekapt vleesch (P115p Duras)
|
gehakt vlees [ZND 35 (1941)]
III-2-3
|
17621 |
gehemelte |
gehemelte:
gehemelte (P115p Duras)
|
het gehemelte van de mond [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
27539 |
geit |
geit:
gęi̯t (P115p Duras)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
17580 |
gekruld haar |
krullen:
krullen (P115p Duras)
|
hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
geld:
geͅlt (P115p Duras),
ich ben me gelt kwijt (P115p Duras),
xaelt (P115p Duras)
|
geld [RND] || geld opdoen (opmaken) [RND] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
33264 |
gele lupine |
filipinen:
flø`pine (P115p Duras)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
23207 |
geloven |
geloven:
geluven (P115p Duras)
|
Geloven. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
chanard (fr.):
chansaard (P115p Duras)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
18165 |
genezen |
genezen:
weeral genezen (P115p Duras)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
20408 |
gepensioneerd (zijn) |
gepensioneerd:
znd 35, 65
gepensoneerd (P115p Duras)
|
gepensioneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|