19297 |
lastig (werken) |
lastig:
ook materiaal znd 30, 02
lestig (P115p Duras)
|
lastig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
20953 |
leeg, gezegd van een noot |
loos:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
loeze neut (P115p Duras)
|
loze noot [ZND 30 (1939)]
III-2-3
|
18920 |
leegloper |
straatbrak:
ook materiaal znd 30, 4
stroatbrak (P115p Duras),
straatloper:
ook materiaal znd 30, 4
stroatloe-per (P115p Duras)
|
leegloper [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19365 |
leep, doortrapt |
onder hem uit:
die onder hem aat is (P115p Duras)
|
doortrapte kerel [ZND 30 (1939)]
III-1-4
|
30861 |
leest |
leest:
lis (P115p Duras)
|
De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.]
II-10
|
22749 |
leeuw |
leeuw:
lie-ef (P115p Duras)
|
Leeuw. [ZND 30 (1939)]
III-3-2
|
34147 |
leiden |
leiden:
lēǝ (P115p Duras)
|
De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
24895 |
lente, voorjaar |
opgang:
opgang (P115p Duras)
|
lente [ZND 30 (1939)]
III-4-4
|
18955 |
lepe, doortrapte kerel |
slimmerik:
slimmerik (P115p Duras)
|
doortrapte kerel [ZND 30 (1939)]
III-1-4
|
19383 |
leunstoel |
leunstoel:
lēnstul (P115p Duras, ...
P115p Duras)
|
een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|