e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L381p plaats=Echt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
specerijstruik wijnknopjes: wienknupke (Echt) specerijstruik, de bloem III-4-3
speen van de koe deem: dø̜m (Echt), speen: spīǝn (Echt) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
speld spang: spaŋ (Echt) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] II-7
spelden toespangen: tuspaŋǝ (Echt), tuspaŋǝn (Echt) Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34] II-7
speldenkussen naaldenkussentje: nǭljǝkø̜skǝ (Echt) Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr] II-7
spie spietje: spikǝ (Echt) Een stukje stof of voering dat tussen een inknipping wordt genaaid om een verwijding te verkrijgen (Meima I, pag. 45). Hierdoor ontstaat plaatselijk meer ruimte, in het bijzonder bij de schouders. [N 59, 100a] II-7
spiegel spiegel: spēgǝl (Echt) De naad tussen kraag en revers, waar de kraag aan de revers wordt gehecht. [N 59, 122a] II-7
spijker, nagel nagel: nāgǝl (Echt) In het algemeen het puntige, metalen staafje, waarmee iets vastgezet kan worden. [monogr.] II-12
spijkeren nagelen: nē̜gǝlǝ (Echt) Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12
spil van de berries slagbout: slāx˱bǫu̯t (Echt) IJzeren spil waarmee de berries van de slagkar bevestigd zitten aan de draagbomen onder de bak. [N 17, 18; N G, 56c] I-13