29855 |
kleihoop |
leemhoop:
lęjmhǫwp (L381p Echt)
|
Plaats op het fabrieksterrein waar men de gestoken klei opslaat. [monogr.]
II-8
|
29861 |
kleihuisje |
leemplaats:
lęjmplats (L381p Echt)
|
Gebouwtje half onder de grond, waarin onder vrij lage temperatuur de klei tegen uitdrogen bewaard werd. [monogr.]
II-8
|
29633 |
kleikar |
leemkar:
lęjmkɛr (L381p Echt),
slagkar:
šlāxkɛr (L381p Echt)
|
Slagkar waarmee de gegraven delfstof over de weg naar de voorraadplaats werd vervoerd. De kleikar werd getrokken door een paard. [N 98, 48; monogr.]
II-8
|
29629 |
kleikruiwagen |
taai(e)-kar:
tę ̞j(ǝ)kɛr (L381p Echt)
|
Kruikar met bak, gebruikt om de gestoken klei vanuit de kleiput te vervoeren. De bak van de kruiwagen werd in Q 111 een kom (kǫmp) genoemd. Met de term taai(e)-kar (L 381) werd oorspronkelijk de kleikruiwagen aangeduid waarmee de gemalen klei van de kleimolen naar de vormtafel werd gebracht. Deze gemalen klei, die een hoge graad van taaiheid had bereikt, werd ook wel taaie (tę ̞j\) genoemd (Geuskens, pag. 36). [N 98, 43; monogr.]
II-8
|
29453 |
kleimolen |
leemmolen:
lęjmmø̄̄lǝ (L381p Echt)
|
Toestel om klei te malen, bestaande uit een verticale cilinder, waarin om een as rieken en messen ronddraaien. De roterende beweging van het maalwerk werd aanvankelijk verkregen door paardekracht. Het paard dat de molen in beweging zette, werd in L 270 molenpaard (mø̄̄l\pē̜rt) genoemd). [monogr.]
II-8
|
33746 |
klein paard |
ardenner:
ardenner (L381p Echt),
pony:
pǫni (L381p Echt)
|
Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 112], [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3]
I-9
|
33318 |
kleine boerderij |
boerderijtje:
burdǝrii̯kǝ (L381p Echt),
keuter:
kø̄tǝr (L381p Echt),
keuterbedrijf:
kø̄tǝrbǝdrīf (L381p Echt),
keuterboerderij:
kø̄tǝrburdǝrii̯ (L381p Echt)
|
Bij keuterij, e.d. in het noorden van de Nederlandse provicie wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de keuterboer gewoonlijk ook in dagloondienst is en géén paard bezit; zijn grond beslaat niet meer dan drie tot vijf hectaren. Ook hier vindt men, naast specifieke terminologie met name met het element keuter, ook veel omschrijvende benamingen met klein en diminutiva. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "Boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c; A 30A, 3a, 3b en 3d; L 22, 1b; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
28719 |
kleinwerker |
kleinwerker:
klęjnwerkǝr (L381p Echt)
|
Vakman of kleermaker die alleen kleine kledingstukken zoals broeken en vesten maakt. [N 59, 194a]
II-7
|
29433 |
kleiput |
leemkuil:
lęjmkūl (L381p Echt, ...
L381p Echt)
|
Delfplaats waar klei als grondstof voor de fabricage van bakstenen met de hand wordt gestoken of met behulp van machines wordt afgegraven. [N 98, 17; monogr.] || Winningsplaats van klei die wordt gebruikt bij de vervaardiging van dakpannen. Zie ook de lemmata ɛpotaardeɛ en ɛdakpannenkleiɛ. Een aantal opgaven is mogelijk ook van toepassing op de plaats waar potaarde werd gestoken. Zie ook afb. 31.' [monogr.]
II-8
|
29848 |
kleischop |
schup:
šø̜p (L381p Echt)
|
Doorgaans van hout vervaardigde schop waarmee men de klei stak en op het transportmiddel schepte. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsteekschop voor kleiɛ.' [monogr.]
II-8
|