e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L381p plaats=Echt

Overzicht

Gevonden: 1376
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
naad naad: nǭt (Echt) Verbinding die ontstaat bij het aanelkaarnaaien van twee stukken van een stof (Van Dale, pag. 1769). [Wi 5; S 25; Gi 1.IV, 14] II-7
naadloze rug of middenrug rechte rug: ręxtǝ rø̜k (Echt) Middenrug zonder naad. Volgens de informanten van L 416, P 52 en Q 88 betreft een dergelijk onderdeel een sportjas of blazer. [N 59, 87] II-7
naaf bus: bø̜s (Echt), dom: dom (Echt), naaf: nāf (Echt) De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.] I-13
naafbus buskoker: bø̜skǭkǝr (Echt) De metalen bus in de naaf van het karwiel die om het uiteinde van de karas draait. Het plaatsen van de naafbus in de dom werd in Q 113 bussen (b0sd) genoemd. Dit werk werd doorgaans door de wagen- of radmaker gedaan. Zie ook afb. 214-215. [N G, 43b; N 17, 59; JG 1a; JG 1b; L 39, 22; monogr.] II-11
naafprofiel spekenbaan: spęjkǝbān (Echt) De holle en bolle groeven die met behulp van draaibeitels en -gutsen op de naaf worden aangebracht. [N G, 43a] II-12
naafspaakpen pen: pɛn (Echt), voetpen: vōtpɛn (Echt) Het rechthoekige en plat uitgesneden uiteinde van de spaak dat in het spaakgat van de naaf wordt gedreven. Zie ook afb. 185 en het lemma ɛvelgspaakpenɛ in deze paragraaf en het lemma ɛspaakɛ in wld I.13, pag. 18-19.' [N G, 44b] II-12
naaidraad vaam: vām (Echt) Om te naaien gebruikt men een draad van niet te grote lengte. De lengte van de draad moet gelijk zijn aan de lengte van de onderarm (Gerritse, pag. 37) en mag niet langer zijn dan 50 √† 60 cm (Papenhuyzen III, pag. 13). Een te lange draad is nadelig, omdat de draad door het veelvuldig doortrekken aan het einde slijt en minder sterk wordt. [N 59, 15; MW] II-7
naaien naaien: nējǝ (Echt), nęjǝ (Echt), nɛ̄jǝ (Echt) Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.] II-7
naaigaren naaigaren: nęjgārǝ (Echt) Garen waarmee men naait. [N 59, 6a; N 62, 57] II-7
naaimachine naaimachine: nęjmǝšin (Echt) Werktuig om machinaal mee te naaien. [N 59, 17a; monogr.] II-7