e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L381p plaats=Echt

Overzicht

Gevonden: 1376
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
penzaag pinzeeg: penzē̜x (Echt) Kleine spanzaag die wordt gebruikt voor het zagen van fijn werk zoals de pennen en zwaluwstaarten voor houtverbindingen. Het zaagblad is 50 tot 60 cm lang, 5 tot 6 cm breed en fijngetand. Zie ook afb. 19. [N G, 22b; N 53, 8h + j; N 53, 9; N I, 1, add.; monogr.] II-12
persbank walkenbank: walkǝbaŋk (Echt) Tafel waarop de klei tot rechthoekige blokken werd geperst. [monogr.] II-8
persbok strijkbok: strikbǫk (Echt) De persbok is een strijkplank op een standaard geschikt om moeilijk bereikbare naden, bijv. schoudernaden, open te strijken. Ook armsgaten kan men er op openpersen. De informant van Q 83 merkt op dat men de persbok gebruikt voor het strijken van de mouw en het borststuk van het jasje en het zijstuk en de tussenbeennaad van de broek. De informant van L 416 vermeldt dat de persbok wordt gebruikt ø̄om plat te drukkenø̄. De informant van Q 88 zegt de persbok in het geheel niet te gebruiken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ.' [N 59, 19b] II-7
persen persen: pēsǝ (Echt), walken: walǝkǝ (Echt), wǫlǝkǝ (Echt) De klei tot rechthoekige blokken samenpersen. [monogr.] || Het persen van de stof met een zwaar ijzer. [N 59, 77; monogr.] II-7, II-8
persijzer persijzer: pęrsīzǝr (Echt) Zwaar strijkijzer dat wordt gebruikt van het begin tot het einde van elk werkstuk en één van de meest onmisbare benodigdheden van de kleermaker is. Enkele van de belangrijkste handelingen die men met het persijzer verricht, zijn: het krimpen van de stof alvorens men aan het werkstuk begint, het open- en platpersen van naden, het dunpersen van de voorkanten, het afpersen en afglanzen van gereed zijnde werkstukken (Papenhuyzen III, pag. 10-11). Het gewicht van de persijzers varieert meestal van 5 tot 9 kg. De informant van K 361 vermeldt dat men vroeger het houtskoolijzer of het ijzer met losse bouten erin gebruikte. Later ging men het elektrische persijzer gebruiken. Ook de informanten van L 330 en Q 15 gebruiken een elektrisch persijzer. Zie voor diverse pers- of strijkijzers afb.17. [N 59, 20; monogr.] II-7
perskachel persstoof: pęrsstōf (Echt) Kachel met vakken waarin de persijzers worden opgewarmd. Ze worden in verschillende modellen gemaakt en men ziet kachels met 6 bouten of meer (Papenhuyzen III, pag. 11). Naast deze op kolen gestookte kachels zijn er ook gasapparaten voor het verhitten van één, twee of drie ijzers (Gerritse, pag. 34). Het voordeel van deze gasapparaten is dat ze geen stof of damp geven. De informant van Q 198 vermeldt het gebruik van een zeskantige kachel. De informant van Q 83 zegt de perskachel vroeger op school gebruikt te hebben. [N 59, 23] II-7
perskom perskom: pęrskomp (Echt) Een kom of bak met water voor het natmaken van de spons of perslap bij het persen en afglanzen. De informant van L 417 gebruikt ook wel een kuip of metalen emmer. [N 59, 25] II-7
perskussen perskussen: pęrskø̜sǝ (Echt) Het perskussen is gemaakt van geperst stro in een strak gespannen linnen omhulsel (Papenhuyzen III, pag. 8). Volgens Gerritse (pag. 36) moet het perskussen niet te stijf en niet te slap gevuld worden met fijngesneden wollen snippers in een linnen omhulsel. Het kussen moet enigszins veerkrachtig zijn. Het pers- of glanskussen is ovaalvormig van model. Men onderscheidt een groot en een klein kussen. Het wordt gebruikt voor het afglanzen van grote en kleine glansvlekken en het uitstrijken van de voering. Volgens de informant van L 271 is het kussen boon- of eivormig. De informanten van L 265 en Q 197 strijken ook kragen op het perskussen. Zie voor diverse soorten perskussens afb. 19. [N 59, 26a; N 59, 19a; N 59, 19b; N 59, 19e; monogr.] II-7
perslap, strijklap strijklap: streklap (Echt) De perslap is een linnen of katoenen vochtige lap, die tijdens het persen en afglanzen tussen de stof en het persijzer wordt gelegd. Volgens Papenhuyzen III (pag. 8) is het het beste een linnen perslap te gebruiken, omdat deze de stof veel beter afglanst en niet zo vlug doorperst. [N 59, 28; N 59, 20; monogr.] II-7
persplank, strijkplank persplank: pęrsplaŋk (Echt) Plank waarop men vorm in de stof of kleren perst. Men kent een grote en kleine persplank. In dit lemma duiden de benamingen op een model grote persplank: meestal ongeveer 50 cm breed en 1 m lang en daarbij 3 √† 4 cm dik (Papenhuyzen III, pag. 7). De informant van Q 20 vermeldt dat de persplank een losse plank is om op de kleermakerstafel te leggen. De informant van L 416 merkt op dat de persplank voor grote stukken wordt gebruikt. [N 59, 19a; N 59, 18; N 59, 20; monogr.] II-7