id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34547 | roep- en lokwoord voor de jonge eend | wiele, wiele: wilǝ, wilǝ (Echt) | [VC 14, 2s -r-; monogr.] I-12 |
34553 | roep- en lokwoord voor de jonge gans | wiele, wiele: wilǝ, wilǝ (Echt) | [VC 14, 2q (r] I-12 |
34528 | roep- en lokwoord voor de kip | kip, kip: kip, kip (Echt), tiet, tiet: tit, tit (Echt), tietetje: titǝkǝ (Echt) | Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12 |
34218 | roep- en lokwoord voor de koe | bella: bella (Echt), truida: truida (Echt) | Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r] I-11 |
34379 | roep- en lokwoord voor een big | kuusje: kyškǝ (Echt) | Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12 |
34529 | roep- en lokwoord voor het kuiken | kuik, kuik: kyk, kyk (Echt), tiet, tiet, tiet: tit, tit, tit (Echt) | [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12 |
34377 | roep- en lokwoord voor het varken | kuus, kuus, kuus: kys, kys, kys (Echt), kuusje: kyškǝ (Echt) | In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12 |
34442 | roep- en lokwoorden voor het lam | mekketje: mɛkǝtjǝ (Echt) | [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12 |
34441 | roep- en lokwoorden voor het schaap | mekketje: mɛkǝtjǝ (Echt) | [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12 |
34460 | roepwoord voor de geit | mekketje: mɛkǝtjǝ (Echt), met, met: mɛt, mɛt (Echt) | [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12 |