e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Egchel

Overzicht

Gevonden: 570

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
-> [wld iii 2.2] - wld iii, 2.2 !: dōūpdook (Egchel), dōūpklèdje (Egchel), dōūpmutske (Egchel), luijer (Egchel), navelbendje (Egchel), slabberke (Egchel), speejdukske (Egchel), voël (Egchel), vuëlke (Egchel), zeiverlepke (Egchel) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] || doek, witte ~ die men het kind als een schortje voor de borst speldt [speet, spit] [N 25 (1964)] || doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopmutsje [N 25 (1964)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, psidoek, huik] [N 25 (1964)] || navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] || rouwsluiter(s) aan een hoed [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)] III-1-3
[falie] voile (fr.): voeël (Egchel) sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)] III-1-3
[lijfje] lijfje: betekenis: borstrok  liefke (Egchel) lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
afdingen afpingelen: aafpingele (Egchel) beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] III-3-1
afwasteil, afwasbak afwasbak: aafwasbak (Egchel), (oud Heldens).  aafwoasbak (Egchel) afwasbak [N 07 (1961)] III-2-1
allerheiligen allerheiligen: Allerhaelige (Egchel) Allerheiligen. [N 06 (1960)] III-3-3
alpinomuts polkamuts: polkamöts (Egchel) alpino(muts) [patsj] [N 25 (1964)] III-1-3
armvol handvol: ein hank vol huij (Egchel) armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] III-4-4
baalschort baalscholk: baalsjolk (Egchel) voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)] III-1-3
baantje glijden op het ijs slidderen: sliddere (Egchel) Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] III-3-2