e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gekraagde roodstaart roodstaart: rwoedstat (Eigenbilzen), witek: vitek (Eigenbilzen) gekraagde roodstaart || gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)] III-4-1
gekruld haar gekruld haar: gekrold hòòr (Eigenbilzen), krulhaar: krol hōr (Eigenbilzen) gekruld haar [N 10 (1961)] || hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)] III-1-1
geld geld: də mos geld habbən vēr tə konnən bətaōlən (Eigenbilzen), gae.ld (Eigenbilzen), geͅld (Eigenbilzen), ich bin mə geld kweet (Eigenbilzen) geld [RND] || geld opdoen (opmaken) [RND] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] III-3-1
gele kwikstaart akkermannetje: akkermenneke (Eigenbilzen), koejoodje: koejutsje (Eigenbilzen) kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)] III-4-1
gele lupine lupinen: ly`pinǝ (Eigenbilzen) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gele narcis paasklok: #NAME?  paosklokke (Eigenbilzen) Gele narcis (narcissus pseudonarcissus). De bijkroon is ongeveer even lang als de bloemdekslippen. Meestal één bloem aan elke bloemstengel, zelden twee. De rand van de bijkroon is regelmatig ingesneden (zie bij de …witte narcis"). [N 92 (1982)] III-4-3
gelezen mis gelezen mis: gelèze mès (Eigenbilzen, ... ), leesmis: léésmés (Eigenbilzen) Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gelijken (op) gelijken: gəleeken (Eigenbilzen), schijnen: sjijnen (Eigenbilzen), trekken op: trekken op (Eigenbilzen) aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || gelijken [ZND 25 (1941)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)] III-4-4
gelijkspel gelijkspel: geleek spjùl (Eigenbilzen) quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan] [N 112 (2006)] III-3-2
gelijkspelen boeffen: boeffen (Eigenbilzen), zijn zaad hebben: ich hab mé zoad (Eigenbilzen) quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan] [N 112 (2006)] || Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] III-3-2