19264 |
gewillig |
gewillig:
gewullig (Q086p Eigenbilzen)
|
graag bereid om iets te doen [gewillig, gemoeiig, geer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33298 |
gewone melkdistel |
douwdistel:
dǫu̯destǝl (Q086p Eigenbilzen)
|
Sonchus oleraceus L. Een op bouwland, in moestuinen en wegbermen voorkomend onkruid met een penwortel, bleekgele tot gele bloempjes uit "buikige" korfjes in een scherm en met grof ingesneden dof- of grijsgroen, vaak paars aangelopen bladeren met een stekelige bladrand. Het wordt 30 tot 90 cm hoog en bloeit van juni tot de herfst.
I-5
|
17564 |
gewricht |
elleboog en knie:
elləboog en knie (Q086p Eigenbilzen),
gewricht:
gevrichte (Q086p Eigenbilzen)
|
gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] || hoe heet het gewricht van een lidmaat, d.i. de plaats waar de beenderen van armen of benen met elkaar verbonden zijn ? [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
21771 |
gezegde |
gezegde:
gezegde (Q086p Eigenbilzen)
|
Noem het (dialect)woord voor: een uiting zoals: "een vrolijke Frans", "met hart en ziel",...? [gezegde] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
20221 |
gezelschap |
compagnie (fr.):
kompenie (Q086p Eigenbilzen)
|
de persoon of personen waarmee men samen is [komplot, kompagnie] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
gezich (Q086p Eigenbilzen),
ə deedøəlik gezich (Q086p Eigenbilzen)
|
Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)] || hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
smoel:
smul (Q086p Eigenbilzen),
snuits:
snoets (Q086p Eigenbilzen)
|
gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20327 |
gezin |
huishouden:
hooshage (Q086p Eigenbilzen),
(= huishouden).
hooshagen (Q086p Eigenbilzen),
huishouden
hooshagen (Q086p Eigenbilzen)
|
man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17970 |
gezond |
gezond zijn:
gezond (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
goed gezond zijn:
goed gezond (Q086p Eigenbilzen)
|
Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, nuver,eerlijk, gaaf, krek). [N 84 (1981)] || Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, uver, gaaf, krek). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
23278 |
gezongen mis |
gezongen mis:
gezonge mès (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
mis met liturgische gezangen:
més mét liturgise gezange (Q086p Eigenbilzen)
|
Een mis met liturgische gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|