20656 |
andijvie |
andijve:
andieve (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q086p Eigenbilzen)
|
[DC 69 (1994)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
28580 |
angel |
angel:
aŋǝl (Q086p Eigenbilzen)
|
Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
angel (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)] || Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23259 |
angelusklok |
angelusklokje:
het angelusklèkske (Q086p Eigenbilzen),
bedeklok:
də bèklok laud (Q086p Eigenbilzen)
|
De angelusklok luidt. [ZND 32 (1939)] || De kleine klok waarmee het angelus wordt/werd geluid. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23449 |
angelustorentje |
angelustorentje:
het nagelustaonke (Q086p Eigenbilzen)
|
Het afzonderlijk torentje waarin de angelusklok hangt [angelustorentje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19312 |
angst |
angst:
angs (Q086p Eigenbilzen),
schrik:
sjrik (Q086p Eigenbilzen)
|
het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33621 |
anjelier |
groffiaat:
groffiaote (Q086p Eigenbilzen)
|
I-7
|
21251 |
anker |
anker:
aŋkǝr (Q086p Eigenbilzen)
|
Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.]
II-9
|
21829 |
antwoorden |
antwoorden:
antwotten (Q086p Eigenbilzen)
|
ten antwoord geven [antwoorden, anderen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33617 |
appel, algemeen |
appel:
appəl (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)]
I-7
|