24652 |
hemelsleutel |
koedemmen:
dem = tepel
koedemme (Q086p Eigenbilzen)
|
Hemelsleutel (sedum telephium: purpureum 10 tot 40 cm hoog. De stengels groeien rechtop of opstijgend; de bladeren groeien tegenoverstaand, eivormig, vlezig en gezaagd; de bloemen groeien in dichte trossen en zijn geel of purperrood. Bloeitijd in juli e [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23241 |
hemelvaartsdag |
hemelvaartdag:
hiemelvoartdoag (Q086p Eigenbilzen),
onze-lieve-heer-hemelvaart:
slievenheer hemelvaart (Q086p Eigenbilzen)
|
Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
33748 |
hengst |
hengst:
hęŋst (Q086p Eigenbilzen)
|
Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.]
I-9
|
33757 |
hengstveulen |
hengsteveulen:
hęŋstǝvi̯elǝ (Q086p Eigenbilzen)
|
Het mannelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3a]
I-9
|
27358 |
hennep |
kemp:
kɛmp (Q086p Eigenbilzen)
|
Cannabis sativa L. De tot een paar meter hoog opgroeiende eenjarige plant met getande zesvingerige bladeren. Van de vezels vervaardigt men touw en grof linnen voor zeilwerk. Het zaad is oliehoudend en wordt ook wel als vogelvoer gebruikt. Hennep is een tweehuizige plant, zodat men kan spreken van mannelijke en de vrouwelijke planten. De mannelijke (Cannabis sativa mas L.) groeit aanvankelijk harder, maar sterft ook eerder af. Hij is tengerder dan de vrouwelijke en levert alleen vezels. De vrouwelijke (Cannabis sativa foemina L.) is veel forser, draagt het zaad en levert de beste vezels. Door het forse uiterlijk van de vrouwelijke plant wordt deze vaak aangezien voor de mannelijke. In dit lemma worden onder A. eerst de algemene benamingen gegeven. Voor zover bekend volgen onder B. de benamingen voor de vrouwelijke en onder C. die voor de mannelijke hennep. Zie Brok 1973 en 1984. [A 49, 14a en 14b; L A1, 91; L 1, a-m; L 1u, 87; L 15, 6; Wi 52; S 13; monogr.; add. uit JG 1d]
I-5
|
30886 |
hennepgaren |
kurbdraad:
kørpdrǭt (Q086p Eigenbilzen)
|
Het grove hennepgaren waar men pekdraad van draait. [N 60, 196a; N 60, 238b; N 36, 44]
II-10
|
21129 |
herenfiets |
mannenfiets:
mannefits (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
mannerfiets:
Note: zie ook opmerkingen van de invuller op bladzijde 1 en 6!
manner fits (Q086p Eigenbilzen),
mannervelo:
Note: zie ook opmerkingen van de invuller op bladzijde 1 en 6!
manner vulo (Q086p Eigenbilzen)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
24894 |
herfst, najaar |
najaar:
(najaar).
nojoar (Q086p Eigenbilzen)
|
het derde van de vier jaargetijden, de tijd tussen zomer en winter [bamis, bamistijd, natijd, uitgang] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34145 |
herkauwen |
neringen:
nīreŋǝn (Q086p Eigenbilzen)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
17779 |
hersenen |
josse:
jusse (Q086p Eigenbilzen),
jəssən (Q086p Eigenbilzen)
|
de hersenen (in het hoofd) [ZND 26 (1937)] || Hersenen [DC 58 (1983)]
III-1-1
|