18996 |
jaloers |
jaloers:
jeloers (Q086p Eigenbilzen),
ook materiaal znd 27, 44
zjaloes (Q086p Eigenbilzen)
|
een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] || jaloers [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19927 |
janken |
janken:
janken (Q086p Eigenbilzen)
|
Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
jarig zijn (Q086p Eigenbilzen),
verjaren:
verjoren (Q086p Eigenbilzen),
016: verjoarde
verjoart (Q086p Eigenbilzen)
|
Hij is in juli jarig, maar de datum ... ik vergeten. [DC 45 (1970)] || zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren] [N 112 (2006)] || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18336 |
jarretelle |
jarretelle (fr.):
jertel (Q086p Eigenbilzen)
|
jarretels, bandjes aan corset of gordel waaraan de kousen worden vastgeknoopt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18193 |
jas: algemeen |
jas:
jas-jeͅs-jeͅskə (Q086p Eigenbilzen)
|
jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18704 |
jasje van het mantelpak |
jasje:
jeͅskə (Q086p Eigenbilzen)
|
jasje van het mantelpak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18572 |
jasje van het zwarte pak |
jas:
jas (Q086p Eigenbilzen)
|
jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18326 |
jasschort |
mantelschortel:
mantelsjotel (Q086p Eigenbilzen)
|
schort die aan de voorkant als een jas wordt dichtgeknopt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22582 |
jassen (kaartspel) |
jassen:
Vgl. Van Dale: I. jassen, naam van een kaartspel, ook smousjassen genoemd.
jassen (Q086p Eigenbilzen)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24556 |
jeneverbes |
braam:
-
bremen (Q086p Eigenbilzen),
bramel:
-
brumələ (Q086p Eigenbilzen)
|
jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [ZND 49 (1958)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de vrucht [ZND 49 (1958)]
III-4-3
|