e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaakbeen(rand) raak: ròòke (Eigenbilzen) kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)] III-1-1
kaakgestel bakkes: Onbeleefd.  bakkes (Eigenbilzen), gezicht: gezicht (Eigenbilzen), mond: Beleefd.  mond (Eigenbilzen), wangen (mv.): wange (Eigenbilzen) Kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar, kaken). [N 106 (2001)] III-1-1
kaal (zijn), kaal hoofd kletskop: kletskop (Eigenbilzen) kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)] III-1-1
kaam kaam/kamen: kǭmǝn (Eigenbilzen) Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.] II-2
kaaps viooltje sinteketrijne: sinteketrijne (Eigenbilzen) Kaapsviooltje (saintpaulia). Kas en kamerplant met violette of roze bloemen (violettekesplant, kaaps viooltje, poliake). [N 92 (1982)] III-2-1
kaars kaars: kjas (Eigenbilzen) kaars [RND] III-2-1
kaarsenbak kaarsenbak: kjassebak (Eigenbilzen) De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kaarsenbak add. kandelaar: kandelaar (Eigenbilzen) De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kaarsendomper kaarsensnuiter: ki̯asəsnetər (Eigenbilzen) kaarsendomper, d.i. het metalen horentje waarmee de kaars uitgedoofd werd? [ZND 36 (1941)] III-2-1
kaarsendover kaarsendomper: kjassendomper (Eigenbilzen, ... ) De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)] III-3-3