23598 |
kaarsenpit |
wiek:
wiek (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q086p Eigenbilzen)
|
De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22392 |
kaart met prentje |
kaart met een prentje:
koat met `n printje (Q086p Eigenbilzen),
prentje:
prinshje (Q086p Eigenbilzen)
|
een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22505 |
kaarten (ww.) |
tuisen:
te:sə (Q086p Eigenbilzen),
/
teesen (Q086p Eigenbilzen),
these (Q086p Eigenbilzen),
tijsen (Q086p Eigenbilzen),
Sub gemèènlk: Vr gwùn gemèènlk ins per wèèk tese in de geboere.
tese (Q086p Eigenbilzen),
Sub shink: Bij t kojonge hao zij wat nie kos tese de shink gewonne.
tese (Q086p Eigenbilzen)
|
/ [SND (2006)] || kaarten [RND], [SND (2006)] || Kaarten.
III-3-2
|
22395 |
kaarten bijnemen |
ramasseren (<fr.):
ramasere (Q086p Eigenbilzen),
rapen:
raope (Q086p Eigenbilzen)
|
kaarten bijnemen [rafelen, fretten] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22386 |
kaarten voor geld |
tuisen:
thése (Q086p Eigenbilzen)
|
kaartspelen voor geld [tuisen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20802 |
kaas |
kaas:
kéés (Q086p Eigenbilzen)
|
kaas [RND]
III-2-3
|
24833 |
kaasjeskruid |
kaasjeskruid:
keeskeskroot (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
kēskǝkrǭt (Q086p Eigenbilzen),
kattekaasjeskruid:
katǝkēskǝskrōt (Q086p Eigenbilzen)
|
kaasjeskruid, groot [DC 52 (1977)] || klein kaasjeskruid [DC 52 (1977)] || Malva L. Een vrij algemeen voorkomende struikachtige plant met langgesteelde bladeren, bloemen in groepen van twee of meer in de bladoksels en vruchtjes in de vorm van een plat kaasje. Het grote kaasjeskruid (Malva sylvestris L.), dat veel in bermen voorkomt, wordt tot meer dan 1 meter hoog en heeft roze of lichtpaarse bloemen en een ruwbehaarde stengel. Het kleine kaasjeskruid (Malva neglecta Wallr.), dat 40 cm groot wordt, komt meestal liggend voor bij boerderijen en aan wegranden en heeft rozerode, soms ook witte bloemen. De bloei duurt van juni tot september. [A 52, 10a en 10b; monogr.]
I-5, III-4-3
|
22622 |
kaatsen |
prikken:
prekə (Q086p Eigenbilzen)
|
kaatsen [RND]
III-3-2
|
22369 |
kaatsen (ballen) |
ballen:
balle (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
prikken:
met de bal prikke (Q086p Eigenbilzen)
|
met een bal spelen [ballen, bollen, tossen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
23212 |
kabouter |
dwerg:
’nən dwerg (Q086p Eigenbilzen)
|
Een kabouter (klein mannetje uit de sprookjes). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|