e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kamerstoel kakstoeltje: (verkleinwoord)  kakstilke (Eigenbilzen) Klein draagbaar gemak in de vorm van een stoel (gemakstoel, kakstoel, kamerstoel, kakkedoor, stilletje) [N 79 (1979)] III-2-1
kamille (alg.) hemdsknoopje: Stinkende kamille (Anthemis cotula L.)  himmesknèèpkes (Eigenbilzen) stinkende kamille [DC 50 (1975)] III-4-3
kamizool kamizool (<fr.): betekenis: gilet voor mannen  kaməzol (Eigenbilzen) kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
kammen kammen: kemmen (Eigenbilzen) kammen [ZND 27 (1938)] III-1-3
kanaal kanaal: aon den anərə kant van t kanaol (Eigenbilzen), kenaal (Eigenbilzen) Aan genen kant (niet aan deze kant) van het kanaal [ZND 24 1937)] || een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)] III-3-1
kandelaar luchter: lichtər (Eigenbilzen), liechter (Eigenbilzen) Kandelaar. Hoe heet een kandelaar, zoals er vroeger langs beide zijden op de schoorsteen stonden ? [ZND 37 (1941)] III-2-1
kandelaar op het altaar kaarsenstaander: de kjassestaonders (Eigenbilzen), kandelaar: kandelaar (Eigenbilzen) De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)] III-3-3
kans kans: kans (Eigenbilzen) De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] III-3-2
kant kant: kant (Eigenbilzen) Fijn, licht weefsel van linnen, garen, zijde, ook goud- of zilverdraad met opengewerkte patronen en opgelegde tekeningen, dat tot versiering van randen en boorden en als tussenzetsel dient (Van Dale, pag. 1281). Men kent Brusselse, Mechelse, Brugse enz. kant. Verder onderscheidt men echte en nagemaakte, valse kanten en machinale, met een machine vervaardigde kant. Men gebruikt kant voor witte schorten, kussenslopen, voor kleren (Q 121c), gordijnen en ondergoed (Q 99*), en voor lakens (P 219, meestal machinale kant). [N 62, 81a; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.] II-7
kanunnik kanunnik (<lat.): de kannunik (Eigenbilzen) Een wereldlijke R.K. geestelijke die deel uitmaakt van een kapittel van een kathedrale kerk, kanunnik. [N 96D (1989)] III-3-3