e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kap van een lange schoudermantel kap: kap (Eigenbilzen) kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)] III-1-3
kap van het rijtuig kap: kap (Eigenbilzen) Kap van het rijtuig. Deze kap kan bij de meeste rijtuigen opengeklapt worden. [N 101, 15] I-13
kapelaan kapelaan: de koppeloan (Eigenbilzen), kaplaon (Eigenbilzen), kəplo:n (Eigenbilzen) Een kapelaan [ôngerpastoeër]. [N 96D (1989)] || Hoe noemt men de priester (of de priesters) die de pastoor helpen de parochie bedienen (Fr. vicaire)? [ZND 36 (1941)] III-3-3
kapelletje kapel: n kapel (Eigenbilzen), kapelletje: kapelleke (Eigenbilzen), kəpèlləke (Eigenbilzen) Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kapmantel kapmantel: kapmantəl (Eigenbilzen, ... ) kapmantel, grote zwarte ~, zeer ruime aan de hals gerimpelde cape die tot de voeten reikt en voorzien is van een grote muts [mantielie] [N 25 (1964)] || schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)] III-1-3
kapotjas kapotjas (<fr.): soldatenjas  kəpoͅtjas (Eigenbilzen) kapotjas, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3
kaproen kaproen: betekenis: hoed bij het dansen gebruikt  kaprun (Eigenbilzen) kapruin, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
kapstok kapstok: kapstoͅk (Eigenbilzen) kapstok [ZND 34 (1940)] III-2-1
kapucijn kapucijn: kappesijn (Eigenbilzen), ne capucijn (Eigenbilzen) Een Capucijn [Kappesijn, bedelmonnik]. [N 96D (1989)] III-3-3
kar kar: kār (Eigenbilzen) Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.] I-13