22399 |
kien! |
kien:
kien (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
kin (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q086p Eigenbilzen),
kinn (Q086p Eigenbilzen),
kīn (Q086p Eigenbilzen)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)] || Wat roept de speler als hij een rijtje bezet heeft? [katern, hammeke, kien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22398 |
kienen |
kienen:
kienen (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
kinne (Q086p Eigenbilzen),
kinnen (Q086p Eigenbilzen),
kīnə (Q086p Eigenbilzen),
Sub vrêlei: De vrêlei gwùn wier kinne en dat mèt de bus.
kinne (Q086p Eigenbilzen),
kienspel:
kinspe:l (Q086p Eigenbilzen),
kīnspēl (Q086p Eigenbilzen)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)] || Het spel waarbij de spelers elk één of meer kaarten hebben met daarop een aantal cijfers tussen 1 en 90. Die cijfers moeten opgevuld worden; ze worden willekeurig opgeroepen; winnaar is degene die het eerst een rij vol heeft [kienen, lotto, kienspel]. [N 88 (1982)] || Kienen.
III-3-2
|
17764 |
kies |
dikke tand:
nən dikken tand (Q086p Eigenbilzen)
|
een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een gewone dikke tand [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
20571 |
kieskauwerig |
pruttelig:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
prjĕttelig (Q086p Eigenbilzen)
|
kieskeurig [ZND 27 (1938)]
III-2-3
|
17919 |
kietelen |
krevelen:
krievelen (Q086p Eigenbilzen)
|
Kietelen, kriebelen: de huid op gevoelige plaatsen licht aanraken, bijv. uit plagerij; kriebelen (kietelen, kriebelen, kielen, kriekelen,krevelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
ook in ZND 27, 084
kieuwen (Q086p Eigenbilzen)
|
kieuwen ve vis [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
24184 |
kievit |
kievit:
kievit (Q086p Eigenbilzen)
|
kievit (31 ronde vleugels; kuifje; bekend van de eierenraperij [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18893 |
kiezen |
kiezen:
kiezen (Q086p Eigenbilzen)
|
een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24337 |
kikker |
kwakkerd:
kwakket (Q086p Eigenbilzen),
kwakət (Q086p Eigenbilzen),
ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004
kwakət (Q086p Eigenbilzen)
|
kikvors [ZND 01 (1922)] || kikvors, puit [RND]
III-4-2
|
24336 |
kikkerdril |
kwakkerdeneieren:
kwakədɛjər (Q086p Eigenbilzen)
|
kikkerrit [RND]
III-4-2
|