e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klepel klepel: de kleppəl van de klok (Eigenbilzen), de kljèpel (Eigenbilzen), kljèpel (Eigenbilzen, ... ) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] || De klepel van een klok [bengel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kleppen tumpen: timpen, `t timp (Eigenbilzen) Vóór de kerkdienst de kleinste klok luiden met korte slagen, anders gezegd: korte slagen geven met de kleinste klok [trumpe, kleppe, pimpe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kleppers kleppers: klepper (Eigenbilzen, ... ) elk van de twee houtjes die de kinderen tussen de vingers snel tegen elkaar slaan om een klepperend geluid te maken [klepper, klapper, kap, klakker] [N 112 (2006)] III-3-2
kletsen parlesanten (<sp.): `bazelen, babbelen`  parləsantən (Eigenbilzen), snebberen: Van Dale: snebberen, ben. van het geluid dat eenden maken bij het slobberen van kroos.  snebbere (Eigenbilzen), zeveren: hē zevert (Eigenbilzen), Van Dale: zeveren, (gew.), 2. flauwe praat verkopen; -zaniken.  zeveren (Eigenbilzen) Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)] || parlesanten; geef de dialectvorm van dit woord op indien het bestaat; wat betekent het ? [ZND 40 (1942)] || praten over dingen van weinig belang [zwetsen, kletsen, snateren, klappen, snabbelen, wauwelen, teuten, kebbelen] [N 87 (1981)] || zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)] III-3-1
kletsen [onnozele praat vertellen] onnozele vertellen: hē vertelt onneezele (Eigenbilzen) Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)] III-3-1
kletswijf kwebbel: kwebbel (Eigenbilzen) een vrouw die veel babbelt [klappei, kwek, kommeer, blameer, viswijf] [N 87 (1981)] III-3-1
kleurx kleur: kleer (Eigenbilzen, ... ) kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
klierziekte klieren: klierən (Eigenbilzen), De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.  klieren (Eigenbilzen), kliergezwel: kliergəzwel (Eigenbilzen) hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
klieven klieven: klieve(n) (Eigenbilzen), klieven (Eigenbilzen), splijten: splĕte (Eigenbilzen) klieven: Vaneen scheiden (klieven, kloven). [N 84 (1981)] || Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)] III-1-2
klikspaan overdrager: jèverdroager (Eigenbilzen) klikspaan; Iemand die daar een gewoonte van maakt is een ...... [DC 48 (1973)] III-3-1