e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kostschool internaat: internaat (Eigenbilzen), pensionaat (<fr.): pensionaot (Eigenbilzen) een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)] || kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk kotelet: kortelet (Eigenbilzen, ... ) Gebraden runderrib [ZND 49 (1958)] || gebraden varkensrib (karbonade) [ZND 49 (1958)] III-2-3
koud, mistig en somber weer mistig (weer): mistig (Eigenbilzen, ... ) mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] III-4-4
koudvuur koudvuur: kaadvier (Eigenbilzen), kaat vier (Eigenbilzen), kaatvier (Eigenbilzen) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
kous met knoopjes get: getten (Eigenbilzen) kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
kous: algemeen hoos: hōs (Eigenbilzen), meervoud (zokken of weze)  weze (Eigenbilzen), n kousen]: wus (Eigenbilzen) kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] || Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
kousenband hozenbindel: wusebennel (Eigenbilzen) kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)] III-1-3
kousenwol garen: (garen)  goan (Eigenbilzen) Wollen garen voor het breien van kousen (saai, sajet) [N 79 (1979)] III-1-3
kouter kouter: kō.tǝr (Eigenbilzen), kouteren: kō.tǝrǝ (Eigenbilzen) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kouwe drukte veel kal: vèl kal (Eigenbilzen) veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)] III-1-4