21550 |
kostschool |
internaat:
internaat (Q086p Eigenbilzen),
pensionaat (<fr.):
pensionaot (Q086p Eigenbilzen)
|
een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)] || kostschool [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
20650 |
kotelet, ribstuk |
kotelet:
kortelet (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
Gebraden runderrib [ZND 49 (1958)] || gebraden varkensrib (karbonade) [ZND 49 (1958)]
III-2-3
|
25168 |
koud, mistig en somber weer |
mistig (weer):
mistig (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18124 |
koudvuur |
koudvuur:
kaadvier (Q086p Eigenbilzen),
kaat vier (Q086p Eigenbilzen),
kaatvier (Q086p Eigenbilzen)
|
Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18339 |
kous met knoopjes |
get:
getten (Q086p Eigenbilzen)
|
kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18195 |
kous: algemeen |
hoos:
hōs (Q086p Eigenbilzen),
meervoud (zokken of weze)
weze (Q086p Eigenbilzen),
n kousen]:
wus (Q086p Eigenbilzen)
|
kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] || Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)]
III-1-3
|
18179 |
kousenband |
hozenbindel:
wusebennel (Q086p Eigenbilzen)
|
kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18794 |
kousenwol |
garen:
(garen)
goan (Q086p Eigenbilzen)
|
Wollen garen voor het breien van kousen (saai, sajet) [N 79 (1979)]
III-1-3
|
19621 |
kouter |
kouter:
kō.tǝr (Q086p Eigenbilzen),
kouteren:
kō.tǝrǝ (Q086p Eigenbilzen)
|
Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.]
I-1
|
19231 |
kouwe drukte |
veel kal:
vèl kal (Q086p Eigenbilzen)
|
veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|