e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kreunen van de pijn kermen: kermp (Eigenbilzen), kērmen (Eigenbilzen) hij kreunt van de pijn [ZND 28 (1938)] || Kreunen van pijn (koorgaan, kermeneren, kermen). [N 84 (1981)] III-1-2
kreupel zijn lam: lǭm (Eigenbilzen) [JG 1a; N 8, 62k en 94f] I-9
kribbebijter kribbebijter: krebǝbētǝr (Eigenbilzen) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
krijgertje spelen katje lopen: ketsje loape (Eigenbilzen), /  ketche loape (Eigenbilzen), katje spelen: ketsje spjellen (Eigenbilzen), soldaat spelen: soldaot spjellen (Eigenbilzen), tikkertje spelen: /  tikkerke (Eigenbilzen), vangertje spelen: vangerke (Eigenbilzen), /  vangerke (Eigenbilzen) / [SND (2006)] || de persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur] [N 112 (2006)] || vangerke [SND (2006)] || Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)] III-3-2
krijt krijt: ə stèk wit kreet (Eigenbilzen), ə stèkk kreet (Eigenbilzen) Een stuk wit krijt. [ZND 37 (1941)] III-3-1
krioelen krioelen: krioelen (Eigenbilzen), gezegd van kleine dieren  krioele(n) (Eigenbilzen), wriemelen: friemele (Eigenbilzen), met de handen  vriemelen (Eigenbilzen) Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (event. met veel lawaai) (krioelen, broeliën, krielen, kriewelen, kriemelen, wriemelen, wriemelen, grimmelen, wemelen). [N 84 (1981)] || Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (krioelen, kriemelen, wriemelen, friemelen, wemelen) [N 108 (2001)] III-1-2
kroep kroep: krop (Eigenbilzen), krup (Eigenbilzen, ... ) Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
kroeshaar kroezelkop: kroezelkop (Eigenbilzen) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1
krom, met bochten krom: kromp (Eigenbilzen) afwijkend van een rechte lijn met een of meer bochten [krom, kromp, slom] [N 91 (1982)] III-4-4
krommen, ombuigen buigen: e van met  bèige(n) (Eigenbilzen), {ai = Dt. ei van dein).  baigen (Eigenbilzen), krom maken: kromp moake (Eigenbilzen), ombuigen: imbèige(n) (Eigenbilzen), imbèjge (Eigenbilzen) Krommen: een kromme gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien, krom maken) [N 108 (2001)] || Krommen: een kromme, gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien). [N 84 (1981)] || Ombuigen: een andere richting geven (ombuigen, (om)plooien) [N 108 (2001)] III-1-2