32447 |
lage klomp |
klomp:
[klomp] (Q086p Eigenbilzen)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
18377 |
lage klomp? |
klomp:
klomp (Q086p Eigenbilzen)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|
31215 |
lagerkussen |
kussen:
kęsǝ (Q086p Eigenbilzen)
|
In het algemeen een metalen blok waarin de as van een tandrad, vliegwiel, etc. rust en ronddraait. [N 33, 246]
II-11
|
18351 |
lakschoen |
lakschoen:
laksjoen (Q086p Eigenbilzen)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18147 |
lam |
lam:
lamb (Q086p Eigenbilzen),
lamp (Q086p Eigenbilzen),
laom (Q086p Eigenbilzen),
schaap:
šōp (Q086p Eigenbilzen)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || ze is lam [ZND 29 (1938)]
I-12, III-1-2
|
30902 |
lambert |
lambert:
(mv)
lambǝrts (Q086p Eigenbilzen)
|
Schoenmakersspijker. Volgens de informant van Q 253 is een lambert een gewone spijker met kleine, hoge kop, ter lengte van 12 tot 22 mm. [N 60, 200a; N 60, 235; N 60, 235b; N 60, 101]
II-10
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lamǝn (Q086p Eigenbilzen)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
34586 |
lamoen |
kerstel:
kǝrstɛ.l (Q086p Eigenbilzen)
|
Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
19584 |
lamp |
lamp:
lamp (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
19485 |
lampenpit |
wiek:
wīk (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
De lampepit (ook wiek geheeten; Fr. mèche) [ZND 17 (1935)] || lampepit [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|