e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
latierboom onderslag: onǝrslǭx (Eigenbilzen) Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.] I-6
lauw lauw: la woater (Eigenbilzen), lew waoter (Eigenbilzen) Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)] III-4-4
lauw weer laf (weer): laf (Eigenbilzen) loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] III-4-4
lawaai maken leven maken: lève moaken (Eigenbilzen) lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)] III-4-4
lawaai, herrie leven: lève (Eigenbilzen) een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)] III-4-4
lederen pantoffel slof: sloefen (Eigenbilzen) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
leefnet leefnet: lèfnet (Eigenbilzen), net: net (Eigenbilzen), viskorf: vèskèrf (Eigenbilzen) het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar] [N 112 (2006)] || Het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar]. [N 88 (1982)] III-3-2
leeg, gezegd van een noot leeg: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  leèg (Eigenbilzen), rot: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  ze is rot (Eigenbilzen) loze noot [ZND 30 (1939)] III-2-3
leeg, niets bevattend leeg: leeg (Eigenbilzen), lèch (Eigenbilzen), lèg (Eigenbilzen), verlaten (ruimte): verloaten (Eigenbilzen) Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)] || niets bevattende, gezegd van bijv. een fles, een kan, een kopje, een vertrek etc. [leeg, ijdel, ijl] [N 91 (1982)] || waar niemand aanwezig is, leeg [wepel, verlaten] [N 91 (1982)] III-4-4
leegloper leegloper: leegloper (Eigenbilzen), ook materiaal znd 30, 4  leglepər (Eigenbilzen) een persoon die zonder iets te verrichten en zonder bezigheden rondloopt [leuteraar, leegloper] [N 85 (1981)] || leegloper [ZND 01 (1922)] III-1-4