18340 |
leren beenkap |
strump:
[ontrondingsgebied]
strimp (Q086p Eigenbilzen)
|
lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19125 |
leugen |
leugen:
[ontrondingsgebied: leugen -> liegen]
das ’n ljègge (Q086p Eigenbilzen),
da’s ’n lièggə (Q086p Eigenbilzen),
liège (Q086p Eigenbilzen)
|
Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] || een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21554 |
leugen / gelogen |
gelogen (volt.deelw.):
das gelwaagge (Q086p Eigenbilzen)
|
Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
19383 |
leunstoel |
leenstoel:
(alles werd \"lèènstoel\"genoemd)
lèènstoel (Q086p Eigenbilzen),
leunstoel:
lēͅnstul (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
20198 |
leven |
leven:
znd 34, 82a;
lêvən (Q086p Eigenbilzen)
|
leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|
20188 |
leven (zn) |
leven:
lêven (Q086p Eigenbilzen),
lêvən (Q086p Eigenbilzen)
|
leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34]
III-2-2
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
t lève (Q086p Eigenbilzen)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17697 |
lever |
lever:
lèver (Q086p Eigenbilzen)
|
lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
lèvərwjəs (Q086p Eigenbilzen)
|
leverworst [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
24342 |
libel en waterjuffer |
schaar:
sjeer (Q086p Eigenbilzen)
|
waterjuffer, libel [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|