e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leren beenkap strump: [ontrondingsgebied]  strimp (Eigenbilzen) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leugen leugen: [ontrondingsgebied: leugen -> liegen]  das ’n ljègge (Eigenbilzen), da’s ’n lièggə (Eigenbilzen), liège (Eigenbilzen) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] || een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1
leugen / gelogen gelogen (volt.deelw.): das gelwaagge (Eigenbilzen) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leunstoel leenstoel: (alles werd \"lèènstoel\"genoemd)  lèènstoel (Eigenbilzen), leunstoel: lēͅnstul (Eigenbilzen, ... ) een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)] III-2-1
leven leven: znd 34, 82a;  lêvən (Eigenbilzen) leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)] III-2-2
leven (zn) leven: lêven (Eigenbilzen), lêvən (Eigenbilzen) leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34] III-2-2
levend vlees onder de huid leven, het -: t lève (Eigenbilzen) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1
lever lever: lèver (Eigenbilzen) lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] III-1-1
leverworst leverworst: lèvərwjəs (Eigenbilzen) leverworst [ZND 21 (1936)] III-2-3
libel en waterjuffer schaar: sjeer (Eigenbilzen) waterjuffer, libel [ZND 34 (1940)] III-4-2