20254 |
lijkenhuisje |
dodenhuisje:
t dodeheiske (Q086p Eigenbilzen),
lijkenhuis:
lèèkenhoos (Q086p Eigenbilzen)
|
Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20466 |
lijkwagen |
lijkwagel:
de leekwoagel (Q086p Eigenbilzen)
|
de lijkwagen [doeëdewaan] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
lijn:
lijn (Q086p Eigenbilzen),
streep:
streep (Q086p Eigenbilzen)
|
De lijn waar bepaalde spelen beginnen [meet, mark, schreef, schram, erke, aanbrak, ambrok, lambrak, doodmeet]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21098 |
lijnzaadmeel |
lijzendemeel:
li̯īzǝdǝmɛ̄l (Q086p Eigenbilzen)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
21478 |
liniaal |
regel:
règel (Q086p Eigenbilzen),
ənə règəl (Q086p Eigenbilzen)
|
een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)] || Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
33765 |
linkerkant van het paard |
linkerflank:
leŋkǝrflāŋk (Q086p Eigenbilzen)
|
Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
17867 |
links, linkshandig |
links:
le:ŋks (Q086p Eigenbilzen),
leenksch (Q086p Eigenbilzen),
lēnks (Q086p Eigenbilzen),
links (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q086p Eigenbilzen,
Q086p Eigenbilzen),
linksch (Q086p Eigenbilzen),
slinks:
slinks (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: hij is... [ZND 37 (1941)] || met de linkerhand [ZND 37 (1941)] || Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Hij is ... [DC 50 (1975)] || Zijn u nog oude woorden voor "links"bekend? Zo ja, hoe werd dat woord uitgesproken? [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
22888 |
linksachter |
linkse back (eng.):
linkse bak (Q086p Eigenbilzen)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
17869 |
linkshandig persoon |
averrechtse, een -:
oaverrechts (Q086p Eigenbilzen),
linke poot:
ne linkepoot (Q086p Eigenbilzen),
linkse poot:
le:ŋksəput (Q086p Eigenbilzen),
linkse, een -:
ene leenksche (Q086p Eigenbilzen),
lēnksə (Q086p Eigenbilzen),
linkse (Q086p Eigenbilzen),
ənə lēnksə (Q086p Eigenbilzen),
ənə linkschə (Q086p Eigenbilzen)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)] || Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Het is een ... [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
22881 |
linksvoor |
linksextrme (fr.):
linksextrèèm (Q086p Eigenbilzen)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|