23538 |
miskleren |
miskleren:
mèsklèèr (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
méskléér (Q086p Eigenbilzen)
|
De misgewaden, miskleren [miskleer, mèskleijer, getuug?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20177 |
miskraam |
misval:
misval (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q086p Eigenbilzen,
Q086p Eigenbilzen)
|
Een miskraam krijgen (opslagen, omslaan). [N 115 (2003)] || Miskraam: te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 84 (1981)] || Te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18141 |
mismaakt |
mismaakt:
mismaak (Q086p Eigenbilzen)
|
het kind is mismaakt [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
23532 |
missaal |
missaal:
missaal (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q086p Eigenbilzen)
|
Een kerkboek waarin de misgebeden zijn opgenomen [misboek, mèsbook, mèssebook, missaal?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23685 |
missie |
missie (<fr.):
missie (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q086p Eigenbilzen)
|
Een meerdaagse reeks preken, gebedsoefeningen e.d. die eens in de 10 jaar in de parochie werd gehouden ter heropwekking en verdieping van het geloof en ter bekering van zondaars [missie, volksmissie?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23394 |
missiekruis |
missiekruis:
missiekrees (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q086p Eigenbilzen)
|
Een groot kruisbeeld ter herinnering aan een in de parochie gepreekte missie [missiekruis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25166 |
mist, nevel (alg.) |
mist:
mist (Q086p Eigenbilzen)
|
mist, nevel [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|
23678 |
misweek |
misweek:
méswék (Q086p Eigenbilzen)
|
Een misweek. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23553 |
miswijn |
miswijn:
de mésween (Q086p Eigenbilzen),
mèsween (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
De miswijn [mèswien?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24929 |
modder, slijk |
drabbel:
wordt gezegd van slijk, modder in het algemeen.
drabbel (Q086p Eigenbilzen),
sladder:
sladder (Q086p Eigenbilzen),
wordt gezegd van slijk, modder in het algemeen.
sladder (Q086p Eigenbilzen)
|
modder, mengsel van aarde, vuil, allerlei organische stoffen met water [plamei, debber, pladedder, moor, dedder, plamoes, moes, kwet, drabbik, dwal] [N 81 (1980)] || modder, slijk [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|