e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moe moeg: mi:ch (Eigenbilzen) moe [RND] III-1-2
moed moed: moed (Eigenbilzen) onverschrokkenheid in moeilijkheden en gevaren [moed, courage] [N 85 (1981)] III-1-4
moeder gods moeder gods: de moeder Gods (Eigenbilzen) De Moeder Gods, Moeder Godes [de Modder-Joaëdes]. [N 96D (1989)] III-3-3
moeder van smarten moeder van smarten: moeder van smarte (Eigenbilzen) Een beeld van Maria die het dode lichaam van Jezus op de schoot draagt, piëta [moeder van smarten?]. [N 96A (1989)] III-3-3
moeder-overste moeder-overste: moeder jéverste (Eigenbilzen), moederjovveste (Eigenbilzen) De moeder(overste) in een vrouwenklooster [mameer, moederover-ste, opperste, maer]. [N 96D (1989)] III-3-3
moedervlek bruine plaats: i.e. bruine plek.  brown ploats (Eigenbilzen), moedervlek: moedervlek (Eigenbilzen), peperkoor: Geen vlek.  pèperkjon (Eigenbilzen) Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedervlek, moederplek, peperkoor, pepervlek). [N 106 (2001)] III-1-1
moedig (zijn) kloek: kleuk (Eigenbilzen), moedig: moedig zien (Eigenbilzen) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] || moed hebbend, onbevreesd [durvig, moedig] [N 85 (1981)] III-1-4
moedig en opgewekt wakker: wakǝr (Eigenbilzen) Gezegd van energieke en levendige paarden. [JG 1a; N 8, 64j] I-9
moer moer: mooi (Eigenbilzen) konijn, vrouwtje [ZND 20 (1936)] III-2-1
moerasspirea geitenbaard: gèteboat (Eigenbilzen) Moerasspirea (spireae (filipendula) ulmaria 50 tot 120 cm groot. De bladeren zijn geveerd met grote 3-delige eindlob, de steunbladeren zijn groot, aan de onderkant vaak witviltig; de bloemen groeien in grote, dichte trossen, 5-tallig, geelacht wit van k [N 92 (1982)] III-4-3