e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mondvol mondvol: mondvol (Eigenbilzen), ənə mondvol aofbeetən (Eigenbilzen) de hoeveelheid vloeistof of voedsel die men in één keer in de mond kan nemen [mondvol, moffel] [N 91 (1982)] || hap (mondvol) (afbijten) [ZND 32 (1939)] III-4-4
monnik monnik: de monnik (Eigenbilzen), pater (lat.): paoter (Eigenbilzen), ənə paotər (Eigenbilzen) Een monnik [munnik]. [N 96D (1989)] || Een monnik. [ZND 31 (1939)] III-3-3
monstrans monstrans (lat.): de monstrans (Eigenbilzen), monstrans (Eigenbilzen, ... ) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] || Een monstrans, een gouden of zilveren, meestal zonvormig vaatwerk waarin de H. Hostie ter aanbidding wordt uitgesteld. [N 96B (1989)] III-3-3
mooi pratend het paard op de nek kloppen feesten: fēstǝ (Eigenbilzen) [N 8, 103e] I-9
mooi, helder weer schoon weer: sjoon wèèr (Eigenbilzen) mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)] III-4-4
moordkruis moordkruis: moordkrees (Eigenbilzen) Een veldkruis opgericht op de plaats waar iemand vermoord werd [mòòrd-kruus, zoenkruis?] . [N 96A (1989)] III-3-3
mopperen grommelen: grommelen (Eigenbilzen) zijn ontevredenheid kenbaar maken [mopperen, preutelen, bobbelen, foeteren, grutten, gruizen, grijzen, kijven, kekelen, mökkelen] [N 85 (1981)] III-1-4
morgengebed morgengebed: mērgegebèd (Eigenbilzen), mèrgegebèèd (Eigenbilzen), mérgegebed (Eigenbilzen) Het morgengebed, morgensgebed [merge-gebed, mergensgebed, mörge-gebed, mörreje-jebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
morsen knoeien: knooien (Eigenbilzen, ... ), knooije (Eigenbilzen) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, knoeien, slabben, brassen) [N 108 (2001)] || Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
mosterd mosterd: mossət (Eigenbilzen) mosterd [ZND 31 (1939)] III-2-3