18861 |
onstuimig |
hevig:
hevig (Q086p Eigenbilzen)
|
moeilijk in toom te houden, driftig [wreed, onstuimig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20581 |
ontbijt |
koffiedrinken, het -:
koffie drinken (Q086p Eigenbilzen),
ontbijt:
onbeet (Q086p Eigenbilzen)
|
de eerste maaltijd van de dag [ZND 40 (1942)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: morgen [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
20814 |
ontbijtkoek, peperkoek |
peperkoek:
pēͅpərkōk (Q086p Eigenbilzen),
pêpərkoek (Q086p Eigenbilzen)
|
peperkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
23941 |
onthoudingsdag |
quatertemperdag:
kwattertemperdaog (Q086p Eigenbilzen),
vleesdervingsdag:
Vléésdervingsdoag (Q086p Eigenbilzen)
|
Een onthoudingsdag: dag waarop men geen vlees, spek en jus uit vlees mag gebruiken. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17706 |
ontlasting hebben |
schijten:
gwen sjeete (Q086p Eigenbilzen)
|
ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
18040 |
ontsteking |
ontsteking:
ontstèking (Q086p Eigenbilzen),
zweer:
zwèr (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik). [N 84 (1981)] || Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik, zweer, (ver)zwering). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18858 |
ontzien |
ontzien:
ontzien (Q086p Eigenbilzen)
|
iemand zoveel mogelijk sparen [ontzien, vreeuwen, vieren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33544 |
onvolgroeide vrucht |
kruts:
kraots (Q086p Eigenbilzen)
|
Een onvolgroeide vrucht (krots, gast). [N 82 (1981)]
I-7
|
34151 |
onvruchtbare koe |
lege koe:
lēx ku (Q086p Eigenbilzen)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
23979 |
onwaardig |
niet waard:
hé is het nie wjat (Q086p Eigenbilzen),
onwaardig:
onwjoddig (Q086p Eigenbilzen)
|
Onwaardig [ónwèèrdig, ónwuurdieg]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|